O
landbouwcommentaar
hun funest zal zijn. Vele oudere boeren hebben het
hoofd eigenlijk al in de schoot gelegd, en boeren
voort zolang ze nog een redelijk fiscaal inkomen
halen. Men kan dit betreuren of niet, het is de on
vermijdelijke gang van zaken dat het aantal land
bouwbedrijven nog zeer sterk zal afnemen. En wat
is er dan tegen als oudere boeren hun bedrijf min
of meer opeten? Slechts door sterk verhoogde
beëindigingsvergoedingen zouden zij er toe kunnen
worden bewogen hun bedrijven op te geven, waar
mee de potentiële bedrijfsvergroting natuurlijk ge
diend zou zijn.
KLIMAAT VOOR ZELFSTANDIGEN
De jonge boeren die nog perspectief zien, stel
len zich gelukkig minder passief op. Zij zijn bereid
tot drastische modernisering, tot verdere schaal
vergroting om tegen een zo laag mogelijke kost
prijs te produceren, maar eisen van hun organisa
ties krachtige actie om de overheid te bewegen
tot verbetering van het klimaat voor de zelfstan
digen. Bepaald geen onredelijke eis: het is één
van de doelstellingen van het kabinet De Jong. Tot
nu toe is het echter gebleven bij de instelling van
de commissie Fiscale Positie Zelfstandigen (com
missie Van Soest). Het zou de regering niet mis
staan om in haar laatste periode, het oogstjaar",
niet alleen verhoogde aandacht te schenken aan
de leefbaarheid in de zin van millieuhygiëne, maar
ook aan de leefbaarheid van het platteland en van
agrarische bedrijven, die in bedrijfseconomische
zin toekomst hebben, maar macro-economisch
steeds zwakker komen te staan. Zoals de heer
Bouma, de voorzitter van de Friese Maatschappij
van Landbouw zei: „Juist veel goede boeren ver
liezen het vertrouwen in de toekomst".
Eén van de oorzaken van het agrarisch onbe
hagen is de besluiteloosheid van de toporganen
van de E.E.G. Het ziet er op dit ogenblik (medio
maart) nog steeds niet naar uit, dat vóór 1 april
belangrijke knopen van het E.E.G. markt- en prijs
beleid zullen worden doorgehakt. Wij komen hier
op in het volgende nummer terug.
GRONDBANK
Ten slotte nog iets over de nationale landbouw
politiek. Tijdens de maandelijkse bespreking met
de minister van Landbouw op 11 maart heeft het
Landbouwschap niet voor de eerste keer de
aandacht van de bewindsman gevraagd voor de
Grondbank. Het bestuur van het schap had hier
over op 4 maart zijn standpunt bepaald, op grond
van het rapport van de werkgroep Grondfinancie-
ring, aangevuld met de voorwaarden waaronder de
beide centrale landbouwkredietinstellingen hun
medewerking willen verlenen aan de oprichting
van een grondbank. De overheid zou hieraan finan
cieel moeten meewerken en faciliteiten moeten
verlenen, meende het bestuur van het Landbouw
schap.
De minister liet in zijn antwoord aan duidelijk
heid niets te wensen over: hij zei het voorstel van
het Landbouwschap nauwelijks een basis voor dis
cussie te vinden. De staat zou op zijns inziens on
evenredige wijze de lasten te dragen krijgen en
bovendien zou het grondprijspeil er door stijgen.
De minister achtte dit niet in het belang van de
structurele ontwikkeling van de landbouw.
De toestand, waarin de landbouw in ons land
en we mogen wel zeggen: in de westelijke wereld
verkeert is in wezen een slepende crisis. De we
reldmarkten zijn al jarenlang ontwricht, de land
bouwprijzen staan voortdurend onder de druk van
overschotten. De onzekerheid over het E.E.G.
markt- en prijsbeleid, en de snelle inflatoire ont
wikkeling brachten begrijpelijk onrust.
150