ONZE BELASTINGEN B WIJZIGINGEN VENNOOTSCHAPSBELASTING Behoudens enkele afwijkingen vindt voor het jaar, dat met of in 1970 aanvangt, de wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet van 8 oktober 1969, Stb. 469) toepassing. Deze nieuwe wet bevat in vergelijking met het vervallen Besluit op de Vennootschapsbelasting 1942 vele wijzigingen. Hierna volgt een opsomming van die wijzigingen. FONDSEN VOOR GEMENE REKENING Fondsen voor gemene rekening zijn voortaan subjectief belastingplichtig. De omschrijving van deze (open) fondsen is opgenomen in art. 2, tweede lid, van de wet: het zijn de fondsen ter verkrijging van voordelen voor de deelgerechtig- den door het voor gemene rekening beleggen of anderzins aanwenden van gelden, mits van de deelgerechtigdheid in het fonds blijkt uit verhan delbare bewijzen van deelgerechtigdheid. De be wijzen worden als verhandelbaar aangemerkt in dien voor vervreemding niet de toestemming van alle deelgerechtigden is vereist, met dien ver stande dat ingeval vervreemding uitsluitend kan plaatsvinden aan het fonds zelf of aan bloed- en aanverwanten, in de rechte linie de bewijzen niet als verhandelbaar worden aangemerkt. Deze (open) beleggingsfondsen kunnen echter het regime van de beleggingsinstellingen deelachtig worden waar door in feite geen vennootschapsbelasting wordt geheven. VRIJSTELLINGEN De in de wet opgenomen voorwaarden voor de subjectieve vrijstelling van landgoederen-n.v.'s zijn verruimd en verscherpt. De bezittingen behoeven niet meer uitsluitend of nagenoeg uitsluitend uit aangewezen landgoederen te bestaan, voortaan is „uitsluitend of hoofdzakelijk" voldoende. Als nieuwe voorwaarde is opgenomen dat de werk zaamheden ten minste hoofdzakelijk moeten be staan uit de instandhouding van de landgoederen en de overige werkzaamheden niet het karakter van een onderneming hebben. De subjectieve vrijstelling voor lichamen welke als instelling van weldadigheid of van algemeen nut uitsluitend of nagenoeg uitsluitend werkzaam heden verrichten als in art. 5, letter c, van de wet, is aangegeven, is gekoppeld aan de feitelijke werkzaamheid en niet aan de doelstelling. De sub jectieve vrijstelling voor beleggingsmaatschappijen die uitsluitend zgn. spaareffecten uitgeven, is ver vallen. Deze maatschappijen kunnen echter als be leggingsinstelling worden aangemerkt, doch dit betekent wel een verzwaring van de voorwaarden. Met betrekking tot de objectieve vrijstelling voor winst bij reorganisatie geldt voortaan de regeling van de inkomstenbelasting. INVESTERINGSAFTREK; PLAATSINGSKOSTEN AANDELEN Het aantal gevallen waarin geen recht op inves teringsaftrek bestaat, is uitgebreid. Ook ter zake van de verwerving van een onderneming of een gedeelte daarvan tegen uitreiking van aandelen blijft art. 11 van de Wet I.B. 1964 buiten toepas sing. De bepaling dat bij vennootschappen de kosten van het plaatsen van aandelen slechts als bedrijfs kosten worden aangemerkt voor zover deze niet kunnen worden bestreden uit agio, is vervallen. COÖPERATIES De opzet van de regeling voor coöperaties in de wet is een verzwaring van de belastingdruk tot 133

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 39