f WELVAARTSONTWIKKELING HEEFT UITEEN LOPENDE GEVOLGEN Toenemende welvaart en groeiende bevolking zijn in de loop van de achter ons liggende jaren belangrijke factoren geweest voor de ontplooiing van het midden- en kleinbedrijf. Raadpleging van het Statistisch Zakboek van het Centraal Bureau voor de Statistiek leert ons dat in de periode 1958-1968 de totale consumptie in hoeveelheden uitgedrukt, met ruim 74 is toe genomen. Dit is ten dele het gevolg van de be volkingsgroei, maar vloeit ook voort uit een wel vaartstoename. Zo nam de consumptie per in woner in hoeveelheden uitgedrukt in genoemde jaren met bijna 52 toe. Nu zal de vraag naar voedings- en genotmidelen bij een toenemend in komen eerder een verzadigingspunt bereiken dan de vraag naar andere goederen. Het verbruik per hoofd van de eerstgenoemde categorie is dan ook minder sterk gestegen dan dat van de duurzame consumptiegoederen. De stijgingspercentages be dragen respectievelijk 25 en 92,6. Interessant is ook enkele onderdelen te lichten uit het zich wijzigende verbruikspatroon, dat hier naast is afgedrukt. Hieruit blijkt wel dat er ook binnen het levens middelenpakket verschuivingen hebben plaatsge vonden. Opvallend is voorts de ontwikkeling van de afzet van voorbewerkte en geconserveerde produkten en van de consumptie van gevogelte, welke laatste in de periode 1954-1965 een ver tienvoudiging liet zien. Sterk gegroeid zijn de be stedingen in de sector van de duurzame consump tiegoederen. In genoemde periode verdubbelde de afname van textiel en kleding terwijl de afzet van huishoudelijke artikelen en woninginrichting bijna het drievoudige werd. BINNENLANDS VERBRUIK PER HOOFD VAN DE BEVOLKING 1958 1968 boter kg. 4,9 2,6 margarine 19,7 19,6 plantaardig vet 2,5 4,5 consumptiemelk 182 154 kaas 7,9 8,3 vlees 39,1 49,0 vis 9,0 10,7 grutterswaren 2,2 1,6 groenten 66 80 fruit (excl. zuidvruchten) 38 53 zuidvruchten 17 26,4 koffie 3,2 5,4 bier liter 20,2 45,4 wijn 1,47 4,31 sigaretten stuks 1.166 1.453 UITEENLOPENDE MOGELIJKHEDEN TOT ONT PLOOIING De verschillen in groei van de afzet van de ver schillende produkten biedt zowel de producent als de groot- en kleinhandel en de nijverheidsbedrij- ven uiteenlopende perspectieven. Markant blijft het verschil in ontwikkeling tussen de levens middelensector en die van de duurzame consump tiegoederensector, zij het dat men ook in de laatst genoemde sector geleidelijk enige vertraging in de groei ervaart. De uiteenlopende groei in beide sectoren wordt ten dele weerspiegeld door de ontwikkeling van het aantal vestigingsplaatsen. In beide sectoren is dit aantal dalende, maar in de 103

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 14