de buurt komt als: sigarenwinkels, krantenkiosken, bloemenstalletjes enz. Voor deze tweede groep hangt het bestaan af van voldoende voorbijgan gers. Nu is de scheiding tusen klantenopvangende en klantentrekkende bedrijven niet altijd scherp te trtekken doch in het algemeen lijkt het voor onze organisatie het meest gewenst de bank te vestigen bij klantenaantrekkende centra omdat hier de re gelmaat van het periodiek herhaalde bezoek van de consument het grootst is. Het is een gewoonte- bezoek, daaraan ontlenen deze bedrijven een grote binding. OPZET VAN EEN NIEUW WINKELCENTRUM Door de gemeente wordt allereerst een plan uit gewerkt waarop alle bestemmingen zijn vastgelegd. Dit gemeentelijke bestemmingsplan geeft de plaats aan waar woningen, wegen, winkels en andere voorzieningen komen. Het winkelcentrum wordt het hart van de buurt, maar dat wil nog niet altijd zeg gen dat de winkels precies in het midden van de woonwijk moeten worden gebouwd. Het doel zal altijd moeten zijn de wijze waarop op de best mogelijke manier in de behoeften van de bevolking wordt voorzien. Bij de plaats, omvang en samen stelling van het winkelapparaat zal daarom reke ning gehouden moeten worden met de behoeften van de consument, maar aan de andere kant moe ten die winkels (waartoe ook de bank behoort) voor de ondernemers voldoende bestaansmogelijk heden bieden om rendabel in die behoeften van de consumenten te kunnen voorzien, met andere woorden ook de bank moet economisch gesproken bestaansrecht hebben. In dit verband moeten ook aan een winkelcen trum eisen worden gesteld, het is daarbij van be lang enkele typen winkelcentra te onderscheiden. De Nederlandse winkelcentra kunnen globaal in drie typen worden onderscheiden: 1 BUURTWINKELCENTRA Voorziet in de vrijwel dagelijks terugkerende behoeften van de consumenten uit de nabije om geving. Onder nabije omgeving verstaat men mees tal voor buurtwinkelcentra 400 meter, het aantal consumenten binnen het „bereik" van een buurt centrum bedraagt enkele duizenden. De consument moet te voet boodschappen kunnen doen en heeft daarvoor in het algemeen geen zin om meer dan 400 meter oftewel 5 minuten te lopen. Het buurt winkelcentrum varieert in grootte van 6 tot 12 win kels. Werd aanvankelijk in ieder nieuwbouwgebied, overeenkomende met ongeveer 2100 tot 2800 in woners een buurtwinkelcentrum aangelegd, voor de toekomst zal voor het rendabel levensbestaan van die kleine buurtcentra moeten worden ge vreesd. Wil in een buurtwinkelcentrum voldoende variatie (en daarmede levenskracht) tussen de winkels bestaan om aantrekkelijk te zijn voor het publiek en om bovendien voldoende concurrentie kracht ten opzichte van de grotere winkelcentra in de omgeving te bezitten, dan moet worden uitge gaan van een minimaal vloeroppervlak van 1500 m2, verdeeld over een 10-tal winkels. Gebleken is uit een onderzoek van het E.I.M. dat naar verhouding de meeste leegstaande bedrijfspanden in kleinere winkelcentra worden aangetroffen. Thans gaat men over het algemeen ter bepaling van de omvang van een buurtwinkelcentrum uit van 300 m2 vloeroppervlakte per 1000 inwoners voor buurtvoorzieningen, met andere woorden: een buurtcentrum van 1500 m2 heeft alleen bestaans recht in een nieuwbouwgebied met minstens 5000 inwoners of 1400-1500 woningen. 2. WIJKCENTRA In grotere woongebieden met 12.000 tot 25.000 inwoners kunnen wijkcentra gebouwd worden. In deze centra worden naast de gewone alledaagse behoeftenvoorzieningen ook meer speciale voe- dings- en genotmiddelen aangeboden, als ge vogelte, speelgoed, dranken, vis. De winkeleen- 83

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 37