„Opleiding heeft voorrang" aldus luidt de enkele jaren geleden geïntroduceerde slagzin. Voor de belangrijkste categorieën werknemers worden thans opleidingscursussen van enkele weken ge organiseerd, welke iedere keer met een toetsing worden afgesloten. Niet alleen medewerkers van lokale banken, maar ook die van centrale instel lingen kunnen deze cursussen bezoeken. Het op leidingsteam is zorgvuldig geselecteerd uit men sen van de eigen organisatie. Het Oostenrijkse Raiffeisenverband heeft zich tot doel gesteld door middel van het creëren van een reserve aan middenkader een langjarige per- soneelsconceptie mogelijk te maken. Opbouw en verdere verdieping van het opleidingssysteem ge nieten daarom aandacht. Het in vroegere dagen dikwijls toegepaste prin cipe van „Alles loopt via het bureau van de chef" is thans niet alleen voor grote bedrijven, maar ook voor middelgrote bedrijven verouderd. Ook in het coöperatiewezen is men er de laatste jaren toe overgegaan de relaties met de medewerkers aan te passen. Op deze wijze stelt men zich te weer tegen een dreigende ,,hartinfarct"-organisatie aldus Raiffeisengenossenschaft. Delegatie van de ver antwoordelijkheid naar een lager niveau maakt het de leiding mogelijk zich meer met het algemene beleid bezig te houden. In hetzelfde blad wordt melding gemaakt van het feit dat 125 Raiffeisenbanken in Bürgenland met ingang van het jaar 1970 begonnen zijn met het afsluiten van levensverzekeringen voor de verzeke ringsmaatschappij Raiffeisenlebensversicherung AG. Economische vooruitgang, gebaseerd op een toenemende produktiviteit heeft de westerse lan den een toenemende welvaart bezorgd; meer en meer gaat men spreken over de maatschappij van de overvloed, welke getypeerd wordt door een hoog consumptiepeil. Wat zal in deze maatschappij de toekomstige ontwikkeling van de rentevoet zijn aldus de vraagstelling van professor J. S. G. Wilson tijdens zijn inleiding voor het Colloquium van de Groupement International pour l'Etude d'Epargne. Een groeiend inkomen betekent een toenemende consumptieve vraag, welke een meer gevarieerd karakter krijgt. Wil men aan deze vraag kunnen voldoen, dan zullen de nodige investeringen in het produktie-apparaat verricht moeten worden. Het ter beschikking komende inkomen kan overigens op twee manieren worden aangewend, ofwel voor consumptie of voor het vormen van besparingen. Datgene wat niet wordt geconsumeerd komt in de eerste instantie vrij voor besparingen. Een juist evenwicht tussen consumptie en besparingen is van het allergrootste belang om een continue vooruitgang te verzekeren. Een ideale situatie zou zijn bereikt, wanneer de aangeboden besparingen zouden overeenstemmen met de kapitaalvraag en daardoor geabsorbeerd zouden worden, terwijl het produktie-apparaat aan de vraag zou kunnen voldoen. De praktijk laat echter een allesbehalve evenwichtige ontwikkeling zien. Consumptie en investeringen concurreren als het ware om de schaarse middelen. De deelnemer aan de welvaartsstaat richt zijn verlangens niet alleen op een steeds breder wor dende stroom van goederen en diensten, maar eist een groter pakket gemeenschapsvoorzieningen (wegen, beter onderwijs, medische verzorging, cul turele- en sportvoorzieningen, sociale woningbouw enz.). Bovendien wordt de aandrang tot het partici peren in ontwikkelingssamenwerking sterker naar mate de welvaartskloof tussen rijke en arme landen zich vergroot. Ook van deze kant ontstaat een beroep op de middelen. Last but not least is er de ondernemer die voortdurend moet investeren om te vervangen en uit te breiden. Bij een snelle ontwikkeling van de produktietechniek zal hij moeten trachten zijn in vesteringen in een relatief korte tijd terug te ver dienen. Nu de investeringsbeslissingen afhanke lijk zijn van de verwachte opbrengstenstroom in een betrekkelijk korte periode, zal de factor inte rest in de gehele calculatie minder belangrijk wor den, aldus professor Wilson. Het is duidelijk dat de toenemende druk op de beschikbare middelen de rente heeft doen stijgen. De meeste, zo niet alle Westeuropese landen kennen een grote kapitaalschaarste. In het na oorlogse Europa werd deze schaarste geaccen tueerd door herstelinvesteringen en de achter stand bij de vervangingsinvesteringen. Hierdoor ontstond een bijzonder sterke kapitaalvraag. Daar stond tegenover een laag niveau van be sparingen als gevolg van een sterke vervangings- 70

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 33