financieel overzicht tarieven zal naar onze mening, vooral voor de kortere termijnen, sterker worden. Voor een wer kelijke ontspanning echter is een terugdringing van de internationale- en de nationale inflatie binnenslands behoort hieraan ook het nodige te worden gedaan een noodzakelijke voorwaarde. DE OBLIGATIEMARKT !N 1969 Het afgelopen jaar is er internationaal een ge weest van rentestijging. De conjuncturele expansie welke langzaam verder in kracht toenam, bracht zodanige inflatoire spanningen met zich, dat de monetaire autoriteiten van diverse landen zich ge noodzaakt zagen een restrictieve politiek te voe ren welke liquiditeitverkrappend en daarbij rente- verhogend werkte. Bovendien droeg de internatio nale situatie op monetair gebied eveneens bij tot de rentestijging gedurende het grootste deel van 1969. Hoewel de rente zich op een historisch hoog niveau bevindt en de internationale monetaire situatie bepaald niet ongunstig is, wordt vooreerst getwijfeld aan de mogelijkheid van een noemens waardige rentedaling. Dat het inflatieproces hierbij een zeer grote rol speelt, behoeft geen betoog. Het was de gevoerde krap-geld-politiek van de Verenigde Staten, gericht op de inflatiebestrijding, welke in belangrijke mate tot de internationale rentestijging heeft bijgedragen. Het zijn echter ook de Europese landen geweest waarvan de mone taire autoriteiten een stringente monetaire politiek voerden of hiertoe overgingen om de toenemende kredietvraag ten gevolge van de hoogconjunctuur aan banden te leggen, welke de stijging van de rentetarieven verder hebben aangewakkerd. Deze ontwikkeling droeg ertoe bij dat de verschillen tussen de binnenlandse rentetarieven en de zeer hoge tarieven op de eurokapitaalmarkt geringer werden, waardoor al te grote zuigkracht van laatstgenoemde markt op de binnenlandse kapi talen werd tegengegaan. Desalniettemin heeft er in Nederland tijdens het eerste halfjaar afvloeiing van kapitaal plaatsgehad teneinde van de hogere tarieven op de internatio nale markten te kunnen profiteren, hetgeen de Nederlandsche Bank noopte tot het nemen van beperkende maatregelen met betrekking tot het buitenlands actief. Een duidelijke wending trad eerst in door de revaluatie van de DM en de mogelijke revaluatie kansen van onze gulden. Naarmate echter duide lijker werd dat ons land niet tot een herwaardering wenste over te gaan, deed zich opnieuw de aan trekkingskracht van de internationale rentestanden gevoelen. Onder deze wisselende en vaak moeilijke om standigheden viel de emissie-activiteit op de open bare kapitaalmarkt waarop voor een totaalbedrag van 2,7 miljard werd geëmitteerd, tegen 2,4 miljard in 1968, geenszins tegen. Het Rijk nam f 1,3 miljard voor haar rekening, hetgeen aanmerkelijk boven het niveau van 1968 lag, toen slechts ruim 700 miljoen werd opge nomen. De Bank voor Nederlandsche Gemeenten bleef daarentegen met f 800 miljoen ruim 100 miljoen onder het emissiebedrag van 1968. Bij de andere sectoren traden weinig verschui vingen op. Door het Nederlandse bedrijfsleven werd voor f 400 miljoen aan euroconvertibles uit gegeven. Het komende jaar zal naar verwacht wordt de kapitaalvraag van overheid en semi-overheid zich op een onverminderd hoog niveau handhaven, zo dat de spanningen op de kapitaalmarkt zullen aan houden. Het jaar begon met een vrij zwakke stemming op de obligatiemarkt. Zowel de koersen van de lang- als van de kortlopende leningen moesten enig terrein prijsgeven. De aankondiging van twee nieuwe staats leningen (een 8 korte en een 8 langlopende lening) gaf al evenmin soelaas voor koersverbete- ringen. Het resultaat van deze leningen (vooral de langlopende) zal van belang kunnen zijn voor de verdere ontwikkeling op onze obligatiemarkt. DE AANDELENMARKT In tegenstelling tot 1968 toen het algemeen A.N.P./C.B.S.-indexcijfer een zeer behoorlijke vooruitgang boekte, is de koersbeweging op de Amsterdamse effectenbeurs in het afgelopen jaar veel minder voorspoedig geweest. Na een veel-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 28