Bij de Duitse revaluatie werd de situatie zo mo
gelijk nog moeilijker. Als hier aan de grens niets
gebeurde zouden nl. de produkten van de vijf
overige E.E.G.-landen vrij in Duitsland kunnen
binnenkomen en de markt met het revaluatieper
centage naar beneden kunnen drukken. Dat zou
betekenen dat de Duitse boer over de gehele lijn
10% minder inkomsten zou beuren. Voordat dit
ook in zijn kostenpakket zou doordringen, zou hij
minstens één jaar en waarschijnlijk langer zonder
een behoorlijke vergoeding voor zijn arbeid zitten.
Immers de 10% vertegenwoordigt waarschijnlijk
ongeveer het netto-overschot. Het was te voorzien
dat dit door een Duitse regering niet kon worden
genomen.
Na enig geharrewar tussen de commissie en de
Duitse regering kreeg Duitsland voor een over
gangsperiode het recht voor interventieprodukten
heffingen op te leggen, dus weer een inbreuk op
de vrije markt. Gelukkig is bij de definitieve rege
ling de vrije markt met Duitsland hersteld. De
prijzen van de produkten op de Duitse markt zijn
weer in overeenstemming met die van de vier
landen welke geen monetaire manipulatie hebben
toegepast. De Duitse regering mag echter zijn
boeren schadeloos stellen voor het verlies dat zij
door de revaluatie leiden en wel vier jaar lang op
het maximumbedrag wat het eerste jaar nodig zou
zijn, DM 1,7 miljard.
Toen wij met de manipulaties van de gelijke
prijzen begonnen in 1960 was Duitsland met zijn
hoge prijzen ook altijd al een van de moeilijke
landen. Uiteindelijk ging de Duitse regering toch
akkoord met prijsverlaging onder beding dat de
boeren mochten worden schadeloos gesteld, maar
toen was dat met een aflopend bedrag en slechts
gedurende twee jaar. Wat nu is toegestaan, is veel
meer en dus ook veel gevaarlijker.
Als men de situatie rustig overziet en men be
denkt dan dat Italië bezig is door zijn enorme
loonsverhogingen regelrecht op de devaluatie af
te koersen, dan geloof ik dat wij kunnen consta
teren dat de hele excercitie vrije markt van land-
bouwprodukten op weinig is uitgelopen. Wij zijn
ongeveer weer even ver als toen wij begonnen.
Merkwaardig genoeg lijkt het of de industriële
produkten deze plotselinge wijzigingen in de con
currentieverhoudingen nog wel aan kunnen, maar
een artikel dat plotseling ten opzichte van zijn
concurrent 20 duurder wordt, zal dat toch niet
zo maar kunnen opvangen. Dit geldt voor alle
artikelen welke zowel in Duitsland als in Frankrijk
worden gefabriceerd. Hoe het komt dat men hier
over nog zo weinig hoort, is mij nog niet allemaal
duidelijk, maar het lijkt mij dat wij niet in hetzelfde
systeem door kunnen gaan. Wij geven de Franse
landbouw kans zijn prijzen te verhogen en dus zijn
concurrentiepositie te verbeteren. Wij schroeven
daardoor waarschijnlijk de loonkosten van Frank
rijk weer op waardoor de concurrentiepositie weer
zal verslechteren en dus ook de Franse betalings
balans.
In Duitsland doen wij het omgekeerde. In ver
houding tot het loon goedkope produkten waar
door de concurrentiepositie goed blijft. Wij hebben
alle kans dat over enige jaren de posities niet zijn
veranderd. Gelukkig begint het ook bij de rege
ringen door te dringen dat wij er met deze halve
maatregelen niet komen en dat men het integratie
proces ook op andere terreinen moet voortzetten.
De eerste stap is genomen, nl. het vormen van
een gemeenschappelijke valutareserve. Ik ben
bang dat dit net iets te weinig is, want zodra er
weer een valuta in de knoop dreigt te komen,
wordt het bijdragen veel moeilijker, omdat men dan
begint te denken aan een bodemloze put. Naar
mijn mening kan alleen een moedige stap voor
waarts hier uitkomst bieden, nl. het vormen van
een monetaire unie. Dit houdt natuurlijk in dat er
een eind komt aan de onafhankelijke manipulatie
mogelijkheden van de zes regeringen. Maar het
houdt ook in dat Duitse en Nederlandse autori
teiten meebeslissen over datgene wat er in Frank
rijk en Italië nodig is op monetair gebied en dit
lijkt mij noodzakelijk voor de Europese eenwor
ding.
Ik heb het hoofdstuk Engeland hier buiten be
schouwing gelaten. Dat is niet omdat ik niet voor
de toetreding van Engeland en andere landen zou
zijn, maar omdat dit de probleemstelling alleen
maar zou bemoeilijken en alleen wanneer men een
helder beeld heeft van de situatie komt men tot de
juiste conclusie. Het gevaar is nl. niet denkbeeldig,
dat door de toetredingsonderhandelingen de nood
zaak van de economische unie weer vervaagt en
op de achtergrond raakt. Voor de Nederlandse
landbouw houdt dit weer grote gevaren in.
57