Bank. Deze vergadering was door de aangesloten banken zelf bijeengeroepen. Daar werd nog eens vast gesteld, dat de aangesloten banken recht hebben op een zo hoog mogelijke vergoeding voor hun liqui diteiten, welke zij verplicht zijn in hun geheel bij de Centrale Bank aan te houden. De Centrale Bank beargumenteerde daar haar voornemens en mogelijkheden op dat punt. De aangesloten banken hebben de resultaten daarvan inmiddels gezien. Nog nooit in de geschiedenis van onze organisatie is in enig jaar de Centrale Ringvergadering zo vaak (met de „gewone" vergadering mee driemaal) bijeengekomen om hangende kwesties te bespreken. Met de boerenleenbankorganisatie was onze organisatie een der eerste van de Nederlandse bankinstel lingen welke de reisbemiddeling tot haar taak is gaan rekenen. In nauw overleg met enige functionarissen van onze aangesloten banken werd door ons op dit punt tot actie besloten. Daardoor wordt de lijn doorgetrokken naar het reisverkeer zelf, waarmede de banken via de valutahandel en het verzekerings pakket al intensief bezig waren. Per 1 januari 1970 is een groot aantal banken met deze service be gonnen. Mede op aandringen van raiffeisenbanken en boerenleenbanken is met de Centrale Boerenleenbank te Eindhoven gezocht naar mogelijkheden om de onderlinge concurrentie op het gebied van vestigingen te matigen. Dit mondde uit in mededelingen in de algemene vergaderingen van beide organisaties om te komen tot een vestigingsregeling voor de aangesloten banken van beide organisaties. Het zijn slechts enkele grepen uit wat in 1969 is gebeurd of in beweging is gezet. Centrale Bank en aangesloten banken kunnen met des te meer effectiviteit hun doeleinden realiseren indien zij intern ge zamenlijk overleggen en trachten ook naar buiten de toekomstige ontwikkelingen voor te blijven. Vrome wensen? Misschien, maar dan toch in ieder geval waard om deze ook in 1970 voor ogen te houden en waar mogelijk te realiseren. OPNIEUW HOGERE CIJFERS Zowel de aanwas van de toevertrouwde middelen (spaartegoeden en tegoeden op privérekeningen en in rekening-courant) als de omvang van de uitzettingen lieten een sterke groei zien. De aan onze aangeslo ten banken toevertrouwde gelden namen derhalve (exclusief rente op spaargelden) met f 967 miljoen toe (vorig jaar 732 miljoen). Hiervan had f 672 miljoen (vorig jaar f 499 miljoen) betrekking op de aanwas van spaargelden, f 164 miljoen op privérekeningen en f 131 miljoen op overige tegoeden in rekening courant. Ook de verlening van voorschotten en kredieten werd in een krachtig tempo voortgezet, al diende er rekening te worden gehouden met de kredietbeperkende maatregelen van de Nederlandsche Bank. Voor schotten aan natuurlijke personen namen met 595 miljoen toe (vorig jaar 524 miljoen), leningen aan rechtspersonen en debetsaldi in rekening-courant namen toe met 127 miljoen (vorig jaar 122 miljoen). De mutaties in de uitzettingen (incl. effecten) bedroegen in het totaal f 774 miljoen (vorig jaar 612 miljoen. Van de aanwas der toevertrouwde middelen ter waarde van 967 miljoen kan derhalve 79,9 geacht worden bestemd te zijn geweest voor het vergroten van de uitzettingen (incl. effecten). Ultimo 1969 was een bedrag van f 7.503 miljoen (exclusief rente) in de vorm van spaargelden bij onze Voorlopige cijfers. 4

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 6