wat anderen schrijven Kredieten en voorschotten aan de landbouw (in miljoenen guldens) 1963 1968 landbouwkredietinstellingen 1,0 1,9 hypotheekverenigingen 1,1 1,6 spaarbanken 1,2 1,5 handelsbanken 0,4 0,4 staat 0,1 0,09 Tegenover een sterke groei van de coöpera tieve landbouwkredietinstellingen staat een gelijk blijvend bedrag aan kredieten bij de handelsban ken. Terwijl de Staat vroeger direct kredieten ver leende, worden thans alleen nog garanties afge geven. Het totale garantiebedrag beloopt ruim een half miljard gulden per jaar, een bedrag dat met circa 10% per jaar groeit. Voorwaarden De leningen tegen eerste hypotheek verkregen van de landbouwkredietinstellingen worden gedu rende de looptijd niet afgelost. De spaarbanken kennen gewone aflosbare annuïteitsleningen. De door de Staat gegarandeerde leningen zijn gedu rende de eerste jaren vrij van aflossing. De resterende aflossingsperiode voor machines e.d. bedraagt vijf tot acht jaar en voor onroerend goed maximaal 35 jaar. Lokale overheidsinstanties zijn sterk betrokken bij deze investeringen en bij de aan- en verkoop van grond voor rationalise ringsdoeleinden. In het voorjaar van 1969 beliep de te betalen rente voor leningen tegen eerste hypotheek en onder staatsgarantie 7,5%, voor leningen onder persoonlijke borgstelling 9,5 In het algemeen wordt een bereidstellingsprovisie van 1 van het leningbedrag betaald. Reorganisatie in het bankwezen Belangrijke wijzigingen zijn er de laatste jaren doorgevoerd in de bankwetgeving. Zo werd de staatscontrole over het beheer van de landbouw- kredietbanken geleidelijk verminderd. Het Jord- brukskasseförbund werd na de reorganisatie in 1958 belast met de leiding, coördinatie en controle, ter wijl de bancaire transacties werden verzorgd door de in dat jaar opgerichte „Jordbruksbanket". Een wetswijziging welke per 1 januari 1969 van kracht werd, verschaft de coöperatieve landbouwkrediet- banken en spaarbanken volledige gelijkstelling met de handelsbanken. Hierdoor kunnen thans onder meer kredieten buiten de landbouw en blanco kre dieten worden verstrekt. De mogelijkheden voor de hypotheekverenigin gen worden ook verruimd. In 1970 zullen zij tot 75 van de onderpandwaarde kunnen gaan in plaats van de tot nu toe gebruikelijke 60 Aan vullende kredietverlening zal met staatsgarantie kunnen plaatsvinden. Moeilijkheden ontstaan ech ter omdat het aandeel van de verpachte grond ge leidelijk toeneemt. Voor de toekomst valt een sterke schaalvergro ting te verwachten en een sterkere mate van spe cialisatie, aldus de heer Astrand, directeur van Sveriges Jordbrukskasseförbund. Dit betekent een groot kapitaalberoep dat een van de belangrijkste problemen zal opleveren voor de landbouwkrediet- banken. De overheid stimuleert bewust bedrijfs- vergroting door vergaande garanties af te geven. Ook bevordert zij de veredelingsindustrie. Tot nu toe kan men zeggen dat er voldoende krediet mogelijkheden zijn. Kernprobleem blijft de afzet van landbouwprodukten en het gedrukte prijs niveau, dat sterk remmend werkt op het niveau der investeringen. LANDBOUWFINANCIERING IN NOORWEGEN Ook de Noorse landbouw kent haar eigen finan cieringsproblemen, zij het dat de omstandigheden weer anders zijn dan in de andere Scandinavische landen. Typerend voor de landbouw is het feit dat deze geheel op de eigen markt is gericht. Onge veer 75 van de totale produktiewaarde stamt uit het veeteeltbedrijf. Veel agrariërs bedrijven ook bosbouw. Voorop staat de noodzaak tot produk- tiviteitsverhoging door rationalisatie en structuur verbetering. Aanpassing aan de snelle technische veranderingen roept een sterke kredietvraag op. De staat is zeer nauw betrokken bij de algehele kapitaalvoorziening en streeft ernaar het rente niveau zo laag mogelijk te houden. Schuldpositie en financieringsfaciliteiten Tegenover het totale in de land- en bosbouw ge- investeerde vermogen ter waarde van circa 7,5 miljard stond een schuld van rond 2 miljard. Dit vreemde vermogen was voor 46 afkomstig van 42

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 44