Hm
-
■cll
ZEKERHEIDSEKEHDOM
de reclamant en aan degene tegen wie het beslag
is gelegd, met nadere bepaling van de dag van
verkoop".
Door het indienen van een bezwaarschrift vol
gens het vorig lid, verliest de belanghebbende
niet het recht om zijn verzet voor de gewone
rechter te brengen.
Behoudens het recht van terugvordering, toege
kend bij artikel 2014 van het burgerlijk wetboek en
bij artikel 230 en volgende van het wetboek van
koophandel, kunnen derden echter nimmer verzet
in rechten doen tegen de inbeslagneming terzake
van belastingen, uitgezonderd de grondbelasting,
indien de ingeoogste of nog niet ingeoogste vruch
ten, of roerende goederen tot stoffering van een
huis of landhoef, of tot bebouwing of gebruik van
het land, zich tijdens de inbeslagneming op de
bodem van de belastingschuldige bevinden."
Het doel van dit artikel is allereerst het voor
komen van misbruiken en het voor de belasting
plichtige onmogelijk te maken zijn goederen door
een schijnovereenkomst te onttrekken aan een
dreigende executie. Het recht tot beslag en ver
koop ontleent de ontvanger enkel en alleen aan
de feitelijke omstandigheid dat de (roerende) goe
deren zich op de bodem van de belastingplichtige
bevinden.
Beslag wordt gelegd op de „bodem" van de be
lastingplichtige, waarmee wordt bedoeld een per
ceel of een gedeelte daarvan, dat door de belas
tingplichtige wordt gebruikt en waarover hij onaf
hankelijk van anderen de beschikking heeft. Hierbij
doet het er niet toe of de belastingschuldige
eigenaar is van de roerende goederen welke zich
op zijn bodem bevinden; het criterium is of hij
deze al dan niet gebruikt. Dit is dus een uitzonde
ring op het algemeen erkend principe, dat „voor
rang" alleen rust op de goederen welke eigendom
zijn van de belastingplichtige.
Hoe beperkt van omvang dat artikel in 1845 ook
bedoeld mag zijn geweest, met de tijd is ook de
uitleg van dit artikel gegroeid en de begrippen
„stoffering", „huis" en „landhoef" moeten volgens
de jurisprudentie veel ruimer gelezen worden dan
de letterlijke betekenis.
Zo valt onder huis of landhoef niet alleen een
woning of boerderij, maar ook een fabriek, een
garage, een winkel, een café, een werkplaats, een
werf, om enkele te noemen. Kortom het begrip
huis heeft de betekenis van „gebouw", aldus de
Hoge Raad.
Bij „stoffering" mag men niet alleen aan de gor
dijnen voor de ramen en het kleed op de vloer
denken, maar ook de toonbank in de winkel, de
tapkast in het café, de werktuigen in de fabriek en
de trekker bij de boerderij. Legt de ontvanger
bodembeslag, dan geldt dit voor alle roerende
goederen welke zich op de beslagen bodem be
vinden, voor zover deze aangemerkt kunnen wor-
39