FINANCIEEL OVERZICHT
GOUDPRIJS WEER OP EEN NORMAAL PEIL
Degenen die gerekend hebben op een voort
gaande stijging van de goudprijzen, gevolgd door
een monetaire herwaardering van het goud, heb
ben hun dromen in rook zien opgaan. Liet het
eerste halfjaar van 1969 nog een sterk oplopende
goudprijs zien, waarbij in maart een extreem hoge
prijs van $44 per troy ounce 31,1035 gram)
werd bereikt, het niveau van het tweede halfjaar
was duidelijk lager, terwijl in de herfst een ver
snelde afbrokkeling van de vrije goudmarktprijs
intrad. Tot ieders verbazing daalde de goudprijs
zelfs tot even beneden het officiële niveau van
35 dollar per ounce.
Deze vaste prijs vormt de spil van het heden
daagse monetaire stelsel, zoals dit na de tweede
wereldoorlog van kracht werd. Bij dit stelsel ver
bonden de Amerikaanse monetaire autoriteiten,
toen de belangrijkste bezitters van goud, zich goud
tegen de hiervoor vermelde, uit 1934 stammende
prijs te kopen en te verkopen. De valuta's van de
andere I.M.F.-leden werden indirect aan het goud
gekoppeld door de vaststelling van een vaste pari
teit tussen het goud en de dollar. Het goud fun
geerde in dit stelsel vooral als salderingsmiddel,
dat wil zeggen als middel om schulden aan andere
landen te voldoen, indien andere middelen zouden
ontbreken. Het fungeerde dus als internationale
valutareserve.
Een groeiend internationaal handels- en beta
lingsverkeer vereist een aangepaste hoeveelheid
monetaire reserves. Een bezwaar is echter dat de
goudproduktie een tamelijk gestadig verloop heeft.
Bovendien heeft de monetaire prijs van 35 per
ounce, welke nu reeds 35 jaar onveranderd is ge
bleven, weinig aanmoediging gegeven tot produk-
tieverhoging op grote schaal. De producenten, die
geconfronteerd werden met gestegen produktie-
kosten, hebben hun produktie meer en meer ge
richt op de niet-monetaire vraag.
Van de langzaam toenemende produktie werd ge
leidelijk een groter deel aangewend voor indus
trieel gebruik. De belangrijkste afnemers zijn de
juweliers (in de Verenigde Staten 65 van het
totale verbruik), terwijl daarnaast een aantal indus
triële sectoren, waaronder de elektronika-industrie,
steeds meer goud opnemen.
Industriële vraag en de neiging tot oppotting heb
ben er voor gezorgd dat de toevoeging aan de mo
netaire reserves steeds geringer werd. In 1966
bleef er zelfs geen goud over voor het aanvullen
van de monetaire reservoirs, ja, er resulteerde zelfs
een geringe vermindering, welke ontwikkeling zich
in 1967 nog versterkt voortzette. De betekenis van
het goud als deel van de monetaire reserves nam
en neemt nog steeds verder af. Bedroeg het aan
deel in 1938 nog ruim 90%, in 1966 was het aan
deel van het goud in de monetaire reserves tot
60 gedaald. Thans maakt het goud circa 50
van de internationale reserves uit. Het zijn nu voor
al dollar- en pondentegoeden, alsmede vorderingen
op het I.M.F., welke een rol als reservemiddel zijn
gaan spelen.
Enerzijds is de liquiditeitsvoorziening soepeler
geworden, anderzijds kan men zich afvragen of bij
het huidige systeem er nog wel voldoende nood
zaak blijft bestaan om een onevenwichtige beta
lingsbalans weer recht te trekken, nu kortlopende
vorderingen op bankierslanden (met name dollar
tegoeden) als internationale reserves geaccepteerd
worden. Een zelfde bezwaar wordt wel verbonden
geacht aan de invoering van de zogenaamde spe
cial drawing rights.
De mate waarin dollarvorderingen in het
internationaal betalingsverkeer geaccepteerd wor
den, hangt in sterke mate af van de financiële soli-
28