Verleende kredieten onder overheidsgarantie in de jaren 1965 t/m 1968 x 1.000,
Soort krediet
1965
1966
1967
1968
Bijzonder bedrijfskrediet
147.189
153.207
193.955
326.732
Overnamekrediet
7.198
7.478
7.078
7.836
Krediet voor econ. samenwerking
5.891
7.856
5.124
5.383
Inrichtingskrediet
11.214
12.081
11.228
20.994
Hypothecair krediet
11.670
15.632
18.091
17.211
Vestigingskrediet
340
507
673
Borgstel lingsfondskrediet
2.332
2.251
1.419
603
Bedrijfsontwikkelingskrediet
150
2.972
185.494
198.845
237.552
382.404
(Begroting van het ministerie van Economische Zaken)
en de mate waarin extra onderzoek plaats dient
te vinden is nodig. Hierbij zou men zich dienen te
beraden over de instanties welke bij de voorbe
reiding en begeleiding ingeschakeld zouden kun
nen worden.
Gesproken wordt over de exclusieve rol van de
N.M.B. bij de gegarandeerde kredietverlening. De
N.M.B. neemt van het totale verstrekte garantie-
kredietbedrag 95 voor haar rekening. De staats
secretaris toont alle begrip voor het bezwaar van
de andere banken tegen de positie van de N.M.B.
Praktische overwegingen zouden zich echter ver
zetten tegen een verandering van deze situatie.
Met name het toezicht op de vele kredietnemers
zou moeilijk zijn, de handhaving van een uniforme
uitvoering wordt betwijfeld. Dit zou een gelijke
behandeling van de kredietnemers niet ten goede
komen. De staatssecretaris gaat voorts in op het
voorstel om de beoordeling van de garantiekrediet
aanvragen te laten plaatsvinden door een centrale
commissie of door de N.M.B.
De instelling van een centrale commissie zou
doublures opleveren, nog afgezien van de kosten
aan een dergelijk orgaan verbonden. De bewinds
man heeft over deze oplossing helaas het onaan
vaardbaar uitgesproken. Geen aandacht wordt be
steed aan de mogelijkheid om alle beoordelings
activiteiten bij een reeds bestaande instelling, bij
voorbeeld het C.I.M.K., onder te brengen.
De mogelijkheid om de centrale beoordeling bij
de N.M.B. onder te brengen, wordt eveneens afge
wezen. Hierbij speelt het probleem, dat het niet
alleen gaat om de beoordeling van de kredietaan
vragen maar ook om de begeleiding van de
kredieten. De N.M.B. zou zich op deze wijze in het
beleid van de andere banken moeten mengen.
Het is teleurstellend te moeten lezen dat de
staatssecretaris concludeert dat een algemene
openstelling van de garantiekredietverlening voor
de andere banken niet verantwoord is. Tenslotte
verklaart de heer Van Son zich bereid nieuwe sug
gesties in overweging te willen nemen.
17