nota midden- en kleinbedrijf trieën met 7 dit terwijl de werkgelegenheid met 11% steeg, tekenen van een duidelijke verster king van deze bedrijfstakken. De situatie is per branche sterk verschillend. Let men op het aantal nieuwe vestigingen dan vonden deze vooral plaats in de loodgieters- en metselaarsbranche; in andere sectoren zoals het schoenherstellers- en maatkleermakersbedrijf liep het aantal vestigingen sterk terug. De hoge bezettingsgraad van de grote indus trieën bood voor de kleinere toeleveringsbedrijven gunstige perspectieven. Van de horecasector wordt vermeld, dat deze slechts in beperkte mate van de gestegen welvaart profiteerde. Geheel anders waren de gevolgen voor de vervoerssector voor zover deze tot het midden- en kleinbedrijf behoort. Geldomzetten stegen hier in eerder vermelde periode met 130%. ONTWIKKELINGSLIJNEN Onder het hoofd ontwikkelingslijnen wordt ge schetst hoe welvaartstoename verschuiving van de vraag veroorzaakt. Inkomens- en prijselasticiteit kunnen beperkend werken op de groei van de af zet van bepaalde produkten. Deze elasticiteiten bepalen ook in welke mate verhoogde kosten in de verkoopprijs kunnen doorwerken. Het zijn voor al de loonkostenstijgingen welke funest zijn voor het arbeidsintensieve middelgrote bedrijf. Door de geschetste omstandigheden ontstaat een sterke drang tot wat men noemt commerciële, organisatorische en bedrijfseconomische rationali satie. Commerciële rationalisatie uit zich met name in parallellisatie, maar soms ook in de vorm van specialisatie. Op deze wijze tracht men een betere verhouding tussen kosten en omzet te be reiken. Bij organisatorische rationalisatie denkt de staatssecretaris aan (externe) samenwerkings vormen, bij bedrijfseconomische rationalisatie ten slotte aan arbeidsbesparende investeringen. HET BELEID Uitvoerig wordt stilgestaan bij het gevoerde be leid dat tot nu toe gericht was op de bevordering van een gezonde structuur. Onderdelen van dit beleid zijn gericht op het losser maken van de vestigingswetgeving, versterking van het onder nemerschap door research, onderwijs en voor lichting, het bevorderen van een ordelijk econo misch verkeer, de ontwikkelings- en bedrijfs beëindigingshulp en last but not least de vereen voudiging van de garantiekredietverlening. G AR ANTI EKREDIETVER LENING In de loop der jaren is er een 8-tal vormen van garantiekredieten ontstaan. Deze worden op uit eenlopende wijze behandeld. Voor het bijzondere bedrijfskrediet en het zoge naamde economisch samenwerkingskrediet is zo wel de behandeling van de kredietaanvraag als de kredietverlening een taak van de N.M.B. Twee an dere vormen, namelijk het inrichtingskrediet en het vestigingskrediet worden behandeld door het C.I.M.K., terwijl de kredietverlening geschiedt door de N.M.B. Bij de toepassing van het bedrijfsont wikkelingskrediet zijn zowel het C.I.M.K. als de N.M.B. behandelde instanties, terwijl de N.M.B. als kredietverlener optreedt. De laatste treedt ook op als verschaffer van overname- en borgstellings- fondskrediet, maar dan op advies van de borgstel lingsfondsen. Het hypothecaire krediet ten slotte wordt behandeld door het C.I.M.K. maar kan zowel door de N.M.B. als door andere banken en insti tutionele beleggers worden verschaft. Dat de betekenis van ieder van deze krediet vormen duidelijk uiteenloopt moge blijken uit het nevenstaande overzicht. Het geheel van kredietvormen en de mate van bemoeienis welke verschillende instituten hierbij hebben is historisch gegroeid. Weliswaar zijn de verschillende kredietvormen geleidelijk aangepast aan de omstandigheden, maar er blijven aan het geheel bezwaren kleven. Zo is de omzet van de meeste waarborgfondsen gering, waardoor de gemaakte kosten hoog zijn. De staatssecretaris dringt dan ook ernstig aan op het bereiken van een grotere doelmatigheid en heeft aan de Commissie Financieringsaangelegen heden Midden- en Kleinbedrijf hiervoor advies gevraagd. Voorgesteld werd het aantal krediet soorten tot drie terug te brengen, te weten het hypothecair krediet, risicodragend krediet en niet- risicodragend krediet. Voorts geeft de staatssecre taris in overweging de behandeling en verstrekking van de twee laatstgenoemde kredietvormen door één instantie te laten plaatsvinden. Een betere selectie naar de aard van het krediet 16

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 18