MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF 1969
DE NOTA
Bijzonder veel aandacht heeft de onlangs ver
schenen nota Midden- en Kleinbedrijf 1969 ge
kregen. Zo werd van de zijde van de Ondernemer
federatie (Federatie van het katholiek en christe
lijk ondernemersverbond in het midden- en klein
bedrijf) verklaard dat men in de nota de integratie
tussen het algemene beleid en het specifieke
middenstandsbeleid miste. Het Centraal Verbond
van Zelfstandige Ondernemers merkte op dat de
nota qua visie op de actuele en toekomstige ont
wikkeling van het midden- en kleinbedrijf in een
dynamische maatschappij ver beneden de maat is.
Bovendien zou de nota de belanghebbende ten
aanzien van veel zaken voor een voldongen feit
plaatsen en niet in de gelegenheid stellen tot een
open discussie.
Tot zover enkele eerste reacties op de medio
november verschenen nota. Bijzondere aandacht
heeft daarbij in de pers gekregen de nieuwe
saneringsregeling voor de middenstand.
De reeds lange tijd geleden door de staats
secretaris van Economische Zaken toegezegde
nota, welke in eerste instantie bedoeld is als dis
cussiestuk ten behoeve van parlement en midden
standsorganisaties, geeft onder meer een over
zicht van de ontwikkeling van de Nederlandse
economie en die van het midden- en kleinbedrijf
in de jaren 60 en voorts een overzicht van het
gevoerde beleid. Onderstaand volgen enkele
trekken uit de nota.
ONTWIKKELING VAN HET MIDDEN- EN KLEIN
BEDRIJF
Voortgaande economische groei en een toe
nemende consumptie vormden in de afgelopen jaren
de voedingsbodem voor het midden- en klein
bedrijf. In de periode 1960-1968 nam het nationale
produkt met gemiddeld 5,4 per jaar toe, de
particuliere consumptie met 5,5 Duidelijk ver
schillend waren de mogelijkheden voor de sector
duurzame consumptiegoederen en de sector voe-
dings- en genotmiddelen. De omgezette hoeveel
heid van de eerstgenoemde artikelen nam in de
periode 1960-1968 met 83% toe, terwijl voedings-
en genotmiddelen maar met 33 groeiden.
Dat de ontwikkeling tussen verschillende sec
toren nogal uiteen loopt, wordt duidelijk wanneer
men zich verder in de cijfers verdiept. Zo blijkt
het groeitempo in de detailhandel met name na
1965 sterk vertraagd te zijn. Ook de sector duur
zame consumptiegoederen heeft zich aan deze
vertragende tendens niet kunnen onttrekken.
Zoals bekend laat de sector voedings- en ge
notmiddelen de sterkste vertraging zien. Dit komt
onder meer tot uiting in de verminderde werk
gelegenheid en daling van het aantal vestigings-
punten.
Men mag hierbij echter niet uit het oog verliezen,
dat er duidelijk verandering optreedt in de wijze
waarop de detailhandel haar taak uitoefent. Ar
beidsintensieve afzetvormen maken plaats voor
zelfbedieningsvormen welke, gezien de zware in
vesteringen, een grotere schaal en doorstroom
snelheid vereisen. Nieuwe afzetvormen komen
hierbij in een snel tempo opzetten. Zo snel zelfs
dat er een spraakverwarring dreigt te ontstaan.
Bijzondere aandacht verdienen de cash- en carry-
bedrijven. Dat deze bedrijven groei vertonen en
toekomst hebben, moge blijken uit een studie van
het Economisch Instituut voor het Midden- en
Kleinbedrijf. Hierin werd berekend dat in de nabije
toekomst de jaaromzet van de gezamenlijke cash-
en-carry-bedrijven in Nederland zou kunnen op
lopen tot meer dan een miljard gulden, dit is 3,5
van de totale bestedingen bij de detailhandel.
Niet alleen de kleinere onafhankelijke detaillist
krijgt met deze ontwikkeling te maken, ook het
dikwijls sterkere filiaalbedrijf zal in bepaalde ge-
14