E.E.G Terwijl de E.E.G.-ministerraad in Brussel aan een zeer lange marathon bezig was, brachten enkele ochtendbladen op 20 december een bericht dat het vraagstuk van de landbouwoverschotten in een ander licht stelde. Dit bericht berustte op een uit spraak van minister Lardinois, op 19 december in Brussel gedaan. De bewindsman vertelde namelijk, dat de graan-, suiker- en boteroverschotten in de laatste weken van 1969 snel zouden verminderen als gevolg van grote inkopen door Oosteuropese landen. Als dit blad verschijnt weet u hoe het in werkelijkheid is gelopen. Hoeveel of hoe weinig er echter van de boterberg moge zijn overgeble ven, dit bericht heeft weer eens bevestigd dat de landbouwoverschotten slechts een - zij het zeer kostbaar - randverschijnsel zijn. Ze kunnen zomaar op zijn en één slecht oogstjaar kan tot tekorten leiden. KRITIEK WEINIG FUNDAMENTEEL Vorige maand schreven wij, dat de wereldmarkt geen basis voor de Westeuropese voedselvoor ziening zou kunnen zijn. Deze stelling heeft in de „surplus disposal" aan Oost-Europa nieuw voed sel gevonden. De kritiek op het E.E.G.-landbouw beleid, welke vooral fulmineert tegen de over schotten, blijkt weinig fundamenteel te zijn. Wij willen hiermee niet beweren, dat het land bouwprobleem mét de overschotten zou verdwij nen. De harde kern van het landbouwprobleem bestaat echter niet uit overschotten, maar uit de bij de welvaartsontwikkeling achterblijvende boe- reninkomens. Deze achterstand is het gevolg van de technologische ontwikkeling welke de bedrij ven elk jaar „kleiner" maakt. Grotere bedrijven zijn nodig om de moderne produktietechnieken te kunnen toepassen. Overtollige arbeidskrachten („verborgen werklozen") moeten afvloeien, maar dat is in grote delen van Europa nu juist het pro bleem: waarheen? Geen consument en geen be lastingbetaler schiet er wat mee op als kleine boeren hun bedrijven verlaten zonder dat ze nuttig werk kunnen vinden. Op de een of andere manier gaan ze dan toch een belasting voor de sociale kassen vormen. WIJS BELEID De conclusie van het voorgaande is, dat het landbouwbeleid met wijsheid moet worden voort gezet gericht op modernisering van de bedrij ven, op afvloeiing van nog zeer vele agrariërs en op behoorlijke inkomens voor zowel wijkers als blijvers. De december-marathon heeft voor die voortzetting de basis gelegd, nadat de regerings leiders tijdens de topconferentie reeds hun „vaste wil" om verder te gaan met de (eventueel uitge breide) E.E.G. hadden uitgesproken. Het akkoord van 22 december over de financiële middelen van de Gemeenschap is dan ook zeer belangrijk. Het luidde de definitieve fase van de E.E.G. in en baande de weg naar uitbreiding van de Gemeen schap en naar vergroting van de bevoegdheden van het Europese Parlement. De verdeling van de financiële lasten is voor Nederland niet slecht uit gevallen. Er is (als wij dit schrijven) alleen nog onzekerheid over het voorbehoud dat door niet minder dan drie landen werd gemaakt: Italië ac cepteert de financieringsregeling pas als het ge meenschappelijk beleid voor wijn en tabak naar genoegen is geregeld, Frankrijk heeft zich nog niet zonder meer bij de resolutie over de bevoegd heden van het Europese Parlement neergelegd en de Duitse delegatie wilde de goedkeuring van Bonn nog afwachten. Er van uitgaande, dat dit geen breekpunten zullen worden, mogen we met voldoening constateren dat na een jaar van grote 11

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 13