ORGANISATIE EN EFFICIENCY O ORGANISATIE EN EFFICIENCY De laatste weken van het jaar 1969 zijn aange broken. De jaarwisseling staat voor de deur en daarmede tevens de jaarafsluiting en de „normale" drukte van de maandultimo. Ook nu zal weer onder hoogspanning worden gewerkt om alles op tijd klaar te krijgen. Een goede planning van de werkzaamheden met een duidelijke vaststelling van wie wat moet doen en wanneer, zal ongetwijfeld reeds in de voor gaande maanden zijn opgesteld en hierdoor zal kunnen worden voorkomen dat de hoge spanning waaronder wordt gewerkt tot kortsluiting aanlei ding zal geven. Het naderen van het einde van het jaar brengt veelal ook een neiging mede tot bezinning en be spiegeling waaraan slechts weinigen zich kunnen onttrekken. Wanneer wij nu de artikelen welke dit jaar in deze rubriek zijn verschenen willen kenschetsen dan kan worden gesteld dat 1969 het jaar was van het organisatieschema en daarbij aansluitend van de delegatie en de controle. Hoewel organiseren meer is dan alleen het opstellen van een organi satieschema, het delegeren van werkzaamheden en verantwoordelijkheden en het zorgdragen voor een goede controle, kan toch wel worden gesteld dat hiermede een wezenlijke grondslag voor een goede organisatie is gelegd. Er heersen duidelijke verhoudingen, de verantwoordelijkheden liggen vast en de controle functioneert. Hierdoor is het ook een ieder mogelijk zich op de wezenlijke ele menten van zijn taak te concentreren. PLANNING EN DELEGATIE In de artikelen over delegatie en functiescheiding is er de aandacht op gevestigd, dat de delegatie niet alleen kan berusten op persoonlijke eigen schappen van degene aan wie wordt gedelegeerd en op een logische werkverdeling, maar dat even zeer en zeker bij een bank rekening moet worden gehouden met de controletechnische as pecten. Voorts moet er niet alleen sprake zijn van het opdragen van bepaalde werkzaamheden aan anderen, maar ook van een overdracht van de ver antwoordelijkheden welke hiermede verband hou den. Het komt nog te veel voor dat in deze een te passieve houding wordt aangenomen en dat het verdelen van de werkzaamheden over de verschil lende personeelsleden wordt aangezien voor het delegeren ervan. Met de groei van de bank wordt het onmogelijk alles zelf te blijven doen en ontwikkelen bepaalde verhoudingen zich „vanzelf". Deze ontwikkeling blijkt evenwel veelal geen gezonde ontwikkeling te zijn. Op een gegeven ogenblik zal de situatie dan ook teruggedraaid moeten worden. Dat dit tot allerlei problemen vooral in het menselijke vlak aanleiding kan geven behoeft geen nadere toe lichting. Uit de geschetste ontwikkeling blijkt een gebrek aan planning, waardoor een doelbewuste en ver antwoorde delegatie in het gedrang komt. Op basis van inzicht in de bestaande constellatie en in de verwachte ontwikkeling zal een plan moe ten worden opgesteld voor de toekomst en zal wel bewust moeten worden gestreefd naar de ver wezenlijking ervan. Slechts op deze wijze kan worden bereikt dat een goede organisatie wordt ontwikkeld dan wel gehandhaafd en de ontwikke ling van de bank ook op adequate wijze in de or ganisatie doorwerkt. Uiteraard geldt hetzelfde voor de gehele perso- neelsopbouw van de bank. Voor een doelgericht beleid is het noodzakelijk dat men weet over hoe- 565

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 47