In do moderne bejaardencentra heeft iedere bewoner zijn eigen appartement, terwijl in de recreatiezaal gelegenheid is voor ontspanning. volkshuisvesting ming er sterk door kan worden bevorderd. Als minimum wordt gesteld, dat 7 a 8 van de 1.280.000 bejaarden die ons land telt, in hun situatie onmiddellijk zou zijn aangewezen op een kleine, min of meer aangepaste woning; dit zou dus rond 100.000 bejaarden betreffen. Als maxi mum is genoemd 30 d.w.z. 400.000 bejaarden. Voorlopig zou de bewindsman willen uitgaan van ongeveer 200.000 bejaarden voor wie huisvesting in een kleine woning gewenst is. ANDERE ASPECTEN VAN DE HUISVESTINGS PROBLEMATIEK Nederland heeft, vergeleken met vele andere landen, een vrij jonge bevolking. Begin 1966 was ongeveer 38 van de bevolking jonger dan 20 jaar. Nederland heeft verhoudingsgewijs vrij weinig door de eigenaar bewoonde woningen. Op vrij grote schaal worden huurwoningen gebouwd als beleggingsobject, met name door institutionele be leggers. Niet alleen de Nederlandse bevolking is inter nationaal gezien vrij jong, hetzelfde geldt voor de woningvoorraad. In tegenstelling tot verschillende andere landen is de verstrekking van hypothecaire leningen voor woningbouw, of voor het kopen van woningen, in Nederland niet beperkt tot enkele instellingen welke uitsluitend op dit terrein werkzaam zijn; met andere woorden: er is op de Nederlandse kapi taalmarkt geen afzonderlijke deelmarkt ontstaan voor de financiering van de woningbouw. Hypotheekrente en bouwkosten Voor de verdere ontwikkeling van de activiteit in de particuliere woningbouw is het verloop van de hypotheekrente van grote betekenis. De bouwkosten bewogen zich in 1968 in stijgen de lijn. Op basis van 1966 100 wordt de ver wachting uitgesproken, dat het indexcijfer voor het tweede kwartaal van 1969 (inclusief BTW) circa 118 zal bedragen. 564

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 46