OPLEIDING PERSONEEL
VAN DE AANGESLOTEN BANKEN
Er voltrekken zich thans bij onze organisatie
veranderingen, welke een vérstrekkende invloed
hebben op het dagelijkse gebeuren bij de banken.
Zonder te komen tot een systematische analyse
van dit verschijnsel, menen wij, dat hierbij min
stens twee aspecten zijn te onderscheiden:
1. Het bankbedrijf wordt voortdurend ingewikkel
der en meer omvattend. Als gevolg daarvan
worden aan de verschillende functionarissen
beduidend meer en hogere eisen gesteld op
het gebied van de vakkennis dan voorheen het
geval was.
2. Gedeeltelijk als gevolg van de toename van de
werkzaamheden bij de banken, gedeeltelijk
onder invloed van een aantal algemeen-maat
schappelijke verschijnselen, doet een aantal
veranderingen voor, welke diep ingrijpen in de
plaatselijke werksituatie. Het gaat hier zowel
om de toename van het aantal personeelsleden
als om de veranderingen in de personele ver
houdingen en de gevolgen daarvan voor bij
voorbeeld de taakverdeling, de communicatie
en de coördinatie.
Voor een goede functievervulling door de mede
werkers van de aangesloten banken is een op de
functievervulling gerichte opleiding een dringende
noodzaak. In de laatste jaren is hieraan door de
Centrale Bank en door vele aangesloten banken
zelf de nodige aandacht besteed. Tot nu toe waren
de activiteiten van de Centrale Bank vooral gericht
op de opleiding van bepaalde groepen functiona
rissen en er ontbrak een opleidingsplan waarin
duidelijk tot uitdrukking wordt gebracht, aan welke
opleidingsactiviteiten in de organisatie behoefte
bestaat en hoe de samenhang tussen deze activi
teiten moet zijn. En juist deze samenhang is van
bijzonder belang, want anders bestaat het gevaar,
dat de opleiding verzandt in het geven van cur
sussen zonder veel doel en samenhang.
In de Raiffeisenbode van oktober 1968 is in de
rubriek „Wat ons bezig houdt" ook reeds geschre
ven over het onderwerp: Opleiding, meedenken en
samenwerken. In dit artikel werd gesteld dat de
opleiding van het personeel van de aangesloten
banken geen zaak is voor de Centrale Bank alleen,
maar dat de eerste verantwoordelijkheid hiervoor
in principe ligt bij de directeuren van de lokale
banken. De logische conclusie, welke hieruit voort
vloeit, is, dat een opleidingsplan niet alleen door
de Centrale Bank moet worden ontworpen, maar
dat vanaf het eerste begin de organisatie en
dan met name de directeuren van de aangesloten
banken, want bij hen berust immers in eerste in
stantie de verantwoordelijkheid hierbij betrok
ken moet worden. Met het oog hierop is een be
geleidingsgroep „Opleiding aangesloten banken"
in het leven geroepen, onder voorzitterschap van
ir. J. W. Hudig, directeur van de Centrale Bank. In
deze groep hebben vijf directeuren van aangeslo
ten banken zitting alsmede een aantal functiona
rissen van de Centrale Bank.
De begeleidingsgroep is op 6 november jl„ voor
het eerst bijeengekomen. Aan de hand van een
door de afdeling Opleiding van de Centrale Bank
opgestelde discussienota werd uitvoerig van ge
dachten gewisseld over een aantal vragen, welke
zich op terrein van de opleiding van het personeel
van de aangesloten banken voordoen. Men was het
er over eens dat de opleiding de volgende twee
elementen moet bevatten:
a. Het bewerkstelligen, dat de personeelsleden in
toenemende mate in staat zijn hun werk tech
nisch te beheersen. Dit omvat het hele „ken
nen" en „kunnen" van het bankvak in de
ruimste betekenis van het woord.
b. Het helpen openen van mogelijkheden om te
willen en te kunnen werken in nieuwe struc
turen, onder gewijzigde omstandigheden, aan
555