subsidiëring
zoals b.v. op landelijk niveau de Nationale Raad
voor Maatschappelijk Welzijn, adviseren.
PARTICULIERE FINANCIERING
Na het voorafgaande betoog wil ik het belang
van de subsidiëring door particuliere geldgevers
voor het welzijnsbeleid in de volgende punten
samenvatten:
de particuliere financiering kan, vooruitlopend
op de te verwachten overheidssubsidiëring, het
een instelling mogelijk maken reeds eerder aan
het werk te gaan of aan de eisen te gaan vol
doen, die de overheid straks stellen zal.
de particuliere financiering kan onder omstan
digheden corrigerend werken met betrekking
tot wat beschouwd wordt als leemte of tekort
koming in de overheidssubsidiëring.
de particuliere financiering kan aanvullend op
treden op de overheidssubsidiëring. Doorgaans
beweegt zij zich dan op het grensvlak van de
noodzakelijke en wenselijke welzijnsbevorde
ring. Het is wellicht te vergelijken met de aan
vulling, die particuliere fondsen geven op de
bijstand tot de noodzakelijke kosten van het
bestaan, waartoe de overheid verplicht is. Deze
aanvulling mag door de overheid niet in minde
ring worden gebracht. De aanvulling op het
noodzakelijke geeft de ruimte, dat extra, die de
fleur uitmaakt van het leven.
de particuliere financiering kan het mogelijk
maken te experimenteren met iets geheel
nieuws. Zij kan explorerende en experimentele
activiteiten ondersteunen, die later wellicht van
belang blijken te zijn voor het meer officiële
welzijnsbeleid.
EEN VOOR ALLEN, ALLEN VOOR EEN
Voor het laatst heb ik bewaard een aspect van
geheel andere aard, waaraan ik zeer grote bete
kenis toeken.
In de particuliere financiering komt tot uitdruk
king de betrokkenheid van de burgerij bij het wel
zijn van mens en samenleving. Deze betrokkenheid
is een zaak, waarvan de waarde nauwelijks over
schat kan worden. Ik grijp nog eens terug op een
beginsel van Raiffeisen: één voor allen, allen voor
één.
De verantwoordelijkheid van een ieder voor het
welzijn van allen blijft bestaan, ook wanneer de
overheid zich garant stelt voor het noodzakelijke,
dat voor een ieder beschikbaar moet zijn. Men zou
het zo kunnen zeggen: het voldaan zijn aan „allen
voor één", nl. de overheidsverantwoordelijkheid,
heft niet op de noodzaak van het „één voor allen".
Gelukkig is de tijd voorbij, dat alles, wat ge
beurde op economisch en sociaal gebied, was
overgelaten aan de vrijheid en het initiatief van de
individuele burgers en de staat zich opzettelijk
onthield van bemoeienis daarmee. Die opvatting
was gebaseerd op het vertrouwen, dat het vrije
spel der maatschappelijke krachten automatisch
een evenwicht zou opleveren, dat aan allen het
hun toekomende zou verschaffen. Sociaal-schade
lijke gevolgen van een vrije economische bedrijvig
heid zouden gecorrigeerd worden door vrijwillige
filantropische arbeid van diezelfde vrije burgers.
We hebben door ervaring geleerd, dat dit ver
trouwen ongerechtvaardigd was. We hebben ook
nog een andere ding geleerd, nl. dat het niet aan
gaat om burgers voor hun bestaanszekerheid en
voor hun welzijn afhankelijk te laten zijn van de
gunst van particulieren of overheid. Er moest
een systeem van sociale zekerheid komen met als
sluitstuk de Algemene Bijstandswet, die een recht
geeft op bijstand. We zijn er nu aan toe het sociaal
grondrecht van de burger op die welzijnsvoor
zieningen, waarover ik in het begin sprak, die hij
nodig heeft vorm te geven.
Dit houdt het gevaar in dat de burger denkt, dat
alles nu een zaak van de overheid geworden is.
De staatsonthouding zou dan vervangen zijn door
de onthouding van de burgers. Dit is, meen ik, een
gevaarlijke misvatting, in het bijzonder wanneer
het gaat om een welzijnsbeleid. Meer dan iets
anders hangt „welzijn" samen met de behoeften,
wensen, inzichten, voorkeuren, die de betrokkenen
zelf dienaangaande hebben. Daarom is een actieve
deelneming van de bevolking daaraan essentieel.
Deze participatie komt tot uitdrukking in haar in
spraak in de beleidsvorming, in zelfwerkzaamheid
bij de uitvoering, in het nemen van initiatieven en
in het mogelijk maken van deze initiatieven op een
wijze, zoals de „Stichting 150 jaar Raiffeisen" dat
doet met haar dotaties.
554