Naar veler hoop en verwachting zullen de reële bestedingsmogelijkheden in de komende decennia in belangrijke mate verder stijgen. Bij die ontwikke ling zal het goed zijn aandacht te schenken aan de mogelijkheden tot opvoering van de retributiehef fing. Immers de financiering uit collectieve midde len beperkt de individuele bestedingsmogelijkhe den. Een hoger individueel besteedbaar inkomen versterkt de positie van de burger. Het biedt hem nl. de mogelijkheid zelf te bepalen voor welke voor zieningen hij bereid is geldelijke offers te brengen. De overheidsbijdrage is en blijft nodig om te voorkomen dat wegens het ontbreken van particu liere middelen het noodzakelijke niet tot stand zou kunnen komen. De plicht van de overheid deze noodzakelijke voorzieningen aanwezig te doen zijn, houdt niet automatisch in, dat ze geheel door de overheid gefinancierd worden. Het betekent wel, dat de voorzieningen voor iedere burger beschik baar dienen te zijn onder voor hem vervulbare con dities. NOODZAKELIJKE EN WENSELIJKE WELVAARTS VOORZIENINGEN Wat als noodzakelijk wordt aangemerkt hangt af van de mogelijkheden van een staat en van de prioriteiten, die men wenst te stellen. Dat is een zaak die tenslotte door de wetgevende overheden op verschillende bestuursniveaus van jaar tot jaar zal moeten worden beslist. Bovendien zal er een voortdurende verschuiving optreden in wat als noodzakelijk wordt erkend. Maar steeds zal daarbuiten een zeer breed veld van nog niet als noodzakelijk erkende en van wen selijke welzijnsvoorzieningen liggen en een onbe grensd veld van mogelijke en denkbare voor zieningen en activiteiten. Dit veld nu is naar mijn mening het operatieterrein, dat is aangewezen op de initiatieven van de financiering door particu lieren. De besteding van overheidsgelden is im mers steeds gebonden aan strikte grenzen van objectiviteit, noodzakelijkheid en algemeen belang. Particuliere geldgevers kunnen het zich veroor loven aan een bepaalde groep in een bepaald op zicht voorkeur te geven. Zij behoeven niet te vrezen dat een instelling aan een dotatie het recht ontleent op dotaties voor volgende jaren. Evenmin kunnen andere instellingen daaraan rechten ont lenen. De overheid als geldgever zal zich die vrij heden niet kunnen permitteren. Ten aanzien van de niet of nog niet noodzakelijke welzijnsaangelegen- heden biedt deze vrije en beweeglijke financie ringsmogelijkheid echter grote voordelen. ADVIES INWINNEN De voordelen daarvan manifesteren zich het duidelijkst, wanneer de particuliere geldgever zorg vuldig en weloverwogen tewerk gaat bij de keuze van de projecten, waaraan hij financiële steun geeft. Een overweging zal dan zijn: hoe past een dotatie voor een bepaalde welzijnsactiviteit in het geheel van het beleid? De Stichting 150 jaar Raiffeisen ging daarom vooraf te rade met de betrokken ministeries. Deze werkwijze voorkomt in ieder geval, dat, zoals wel eens gebeurd is, voor bepaalde doeleinden geld inzamelingen georganiseerd worden, zonder dat de initiatiefnemers ervan op de hoogte zijn, dat voor dezelfde doeleinden overheidssubsidie beschik baar is. Een andere overweging bij het kiezen van projecten zal moeten zijn of de voortzetting van de arbeid, die door de dotatie mogelijk gemaakt wordt, financieel gewaarborgd is. Het heeft geen zin een stuk werk op gang te brengen, dat later door gebrek aan middelen gedoemd is een kwij nend bestaan te lijden. RAIFFEISEN EN MODERNE SOCIALE DIENST VERLENING De vader van de coöperatieve beweging, Raif feisen, bracht al het beginsel in praktijk, dat hulp, die de geholpene in staat stelt tot zelfstandigheid, beter is dan hulp, die de afhankelijkheid conti nueert. Wat dat betreft zijn Raiffeisens gedachten in overeenstemming met die van de moderne so ciale dienstverlening. Deze is erop gericht de cliënt of gebruiker in staat te stellen op zijn eigen wijze en zelfstandig vorm te geven aan zijn leven. Dat brengt ons op een volgende overweging, die een rol moet spelen bij het kiezen van de pro jecten: is het werk dat met de financiële steun mogelijk gemaakt wordt van voldoende kwaliteit en doelmatigheid? Daarover kunnen de betrokken overheden, maar ook overkoepelende organisaties, 553

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 35