SUBSIDIËRING DOOR PARTICULIEREN
EN OVERHEID
Bij de uitreiking van de dotaties van de Stich
ting 150 jaar Raiffeisen" op 6 oktober 1969 werd
door Zijne Excellentie mr. H. J. van de Poel, staats
secretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappe
lijk Werk, een rede uitgesproken welke wij hier
onder enigszins verkort weergeven.
SOCIALE VERANDERINGEN
Het initiatief van de „Stichting 150 jaar Raiffei
sen" tot het toekennen van dotaties aan bepaalde
instellingen voor coöperatief krediet en voor ge
handicapten vestigt de aandacht op het belang
van financiering van welzijnsactiviteiten ook door
middel van particuliere fondsen.
De actualiteit van deze vraag is gegeven met de
ontzaglijke behoefte aan voorzieningen, die gericht
zijn op het bewaren en vergroten van de leefbaar
heid van onze samenleving. De economische en
technische ontwikkelingen in onze maatschappij
brengen ingrijpende sociale veranderingen teweeg,
die van directe invloed zijn op het leven en welzijn
van de burgers. De veranderingen raken aan het
functioneren van gezins- en woonmilieu. Bewuste
aandacht dient gegeven te worden aan het schep
pen van de voorwaarden voor een goed functio
neren van deze milieus. Bij al deze veranderingen
dreigen gevaren van des-oriëntatie en achterblijven
van bepaalde personen, groepen, zoals bejaarden
en gehandicapten, en van bepaalde gebieden of
woonwijken.
De toeneming van welvaart, van vrije tijd en het
stijgen van het ontwikkelingsniveau door langere
schoolopleiding en kennisverspreiding door de
massacommunicatiemiddelen, hebben effecten op
de behoeften aan faciliteiten voor vorming, sport,
recreatie en deelneming aan het culturele leven. De
democratisering, die onze samenleving kenmerkt,
komt ook daarin tot uiting, dat de burger uitziet
naar een breed spectrum van welzijnsactviteiten en
voorzieningen.
Twee dingen springen in deze situatie in het oog:
ten eerste: de voorzieningen ter bevordering van
de leefbaarheid van de samenleving
c.q. het welzijn van de burgers, vergen
zeer grote bedragen voor investeringen
en exploitatie. De Nederlandse samen
leving zal, op welke wijze dan ook
deze bedragen moeten opbrengen, in
dien het haar ernst is met de bevorde
ring van de leefbaarheid van die sa
menleving.
ten tweede: er zal een duidelijk en doelbewust be
leid gevoerd moeten worden ter be
vordering van het welzijn.
Aan het vrije spel der maatschappe
lijke krachten kan niet worden over
gelaten of en waar onontbeerlijke
welzijnsvoorzieningen tot stand wor
den gebracht.
De overheidsuitgaven voor subsidie ten behoeve
van welzijnsvoorzieningen in de sociale en culturele
sector vertonen in de laatste 15 jaren een sterke
groai. Daarvan getuigen de rijksbegrotingen maar
ook de gemeentelijke en provinciale begrotingen.
Bij de voorbereiding van de jaarlijkse begroting
blijkt het echter ieder jaar moeilijker te worden uit
de totale middelen weer een groter aandeel te ver
krijgen voor de weer gestegen kosten in deze sec
tor van de welzijnsbevordering.
Een ieder begrijpt, dat een afweging van belangen
tussen de verschillende werkterreinen nodig is,
evenals een afweging van belangen binnen een
zelfde werkterrein. Men kan het standpunt innemen,
dat voor de welzijnsbevordering een relatief groter
aandeel uit de totale overheidsmiddelen beschik-
551