algemene vergadering cica van 70 van het in de onderneming belegde ver mogen. Het aan de CICA gepresenteerde rapport laat zien, dat een groep Deense tuinbouwbedrijven met een eigen vermogen ter grootte van 37,2 van de balanswaarde geheel niet aan deze eis toekomt. In een gelijke situatie bevinden zich volgens inlichtingen van de Caisse Nationale de Credit Agricole de Franse tuinders (eigen vermogen 30 evenals de Belgische glasgroentenbedrijven (eigen vermogen 45 en fruitbedrijven (eigen vermogen 40 De Westduitse glasgroenten- en snijbloemenbedrijven voldoen met een eigen ver mogensaandeel van 67 respectievelijk 63,7 bijna aan de gestelde eisen. Hetzelfde geldt voor het Westland (eigen vermogen 61 Nauwkeuriger criteria ten aanzien van de om vang van het eigen vermogen zijn van meerdere factoren afhankelijk, waaronder de aard van het produkt of van de produkten, de mate van specia lisatie, grootte en technische opzet van het be drijf, van de aard der geplande investeringen en van de persoon van de ondernemer. Een Duitse schrijver, dr. Peper, heeft eens ge steld, dat er naar zijn mening, gezien het grote risico en de sterk wisselende netto-opbrengsten, in de tuinbouw niet meer vreemd vermogen in de bedrijven werkzaam mag zijn dan er onder derge lijke verhoudingen in een periode van circa vijf jaar kan worden afgelost. RENTABILITEIT Van groot belang is de te verwachten rentabili- teitsontwikkeling in de bedrijfstak en van het be trokken bedrijf. Wanneer de rentabiliteit zich ge middeld op een gunstig en stabiel niveau beweegt, bestaat er relatief meer speelruimte voor lopende financiële verplichtingen. Vertonen de bedrijfs- uitkomsten echter een sterk wisselend verloop, dan zijn er meer reserves nodig, om deze wisse ling op te vangen. Uit ervaringen uit de tuinbouw- financiering in Nederland weten wij dat slechts bedrijven met een netto-opbrengst van 20,(of meer) per 100,kosten in staat zijn de nood zakelijke uitbreiding zo te financieren, dat het eigen vermogen even sterk groeit als het vreemde vermogen. Een in de jaren 1957 en 1961 door het L.E.I. in het gebied van Aalsmeer en de Bloem bollenstreek ingesteld onderzoek toont dat circa 60 van de bedrijven de bovenvermelde rentabi liteit behaalde. BREEDTE- EN DIEPTE-INVESTERINGEN Het is ook van belang een onderscheid te maken tussen breedte- en diepte-investeringen. De eerst genoemde categorie heeft een bedrijfsvergroting tot doel, de tweede een rationalisatie. Zijn de in vesteringen gericht op een zuivere bedrijfsvergro ting dan zal het behalen van betere bedrijfsuit- komsten vooral van de afzet afhankelijk zijn. Wanneer de vooruitzichten voor de betrokken produkten minder sterk zijn, is het niet aan te bevelen de vergroting van een bedrijf dat een niet te sterke solvabiliteit heeft, met vreemd vermogen te financieren. Indien de investering bij gelijkblijvende bedrijfs- grootte op rationalisatie is gericht, zal deze tot een produktiviteitsverhoging leiden en tot een daling van kosten per eenheid produkt. Daardoor wordt een hogere netto-opbrengst bereikt zonder dat er sprake is van een verbetering van de prijzen. Betere bedrijfsresultatent als gevolg van diepte investeringen maken een snellere aflossing van schulden mogelijk. Onder deze omstandigheden is een tijdelijk zwakkere solvabiliteitspositie gerecht vaardigd. Het valt overigens niet te ontkennen, dat diepte en breedte-investeringen in vele gevallen samen gaan. Bepaalde technieken zijn immers alleen toe te passen, wanneer men het bedrijf vergroot. MOEILIJKE POSITIE JONGE TUINDERS Tot nu toe was er sprake van de financiering van bestaande bedrijven en hun vergroting. Veel moeilijker is de situatie van de jonge ondernemer. Gezien de snelle economische en technische ver anderingen is het in de meeste gevallen slechts dan zinvol een bedrijf op te zetten, wanneer bij de aanvang een bepaalde minimale bedrijfsgrootte ter beschikking staat. Bij de snel veranderde pro- duktietechniek en de sterk stijgende kosten is het nodig, dat de geldgever zich beperkt tot de finan ciering van die bedrijven welke een bepaalde mini- mumomvang hebben. Bij de financiering van jonge tuinders is het bij zonder moeilijk, zo niet onmogelijk, hoge solva- 540

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 22