DE BINNENSTAD Hoe actueel de problematiek rond de binnenstad thans is, blijkt wel uit het feit, dat hieraan in het jaarverslag 1968 van de Rijksplanologische Dienst, grote aandacht wordt besteed. Het lijkt daarom gewenst, enkele belangrijke facetten uit dit jaar verslag naar voren te brengen. VERVAL VAN DE BINNENSTEDEN De bijzonder snelle groei van onze steden begon met de industriële revolutie aan het einde van de vorige eeuw. De toen haastig gebouwde woningen de zogenaamde 19e eeuwse wijken zijn thans aan ingrijpende verbetering of vervanging toe. Hele stadswijken zijn in economisch en ook in sociaal opzicht versleten. Naast dit verval worden hele wijken in de binnenstad geconfronteerd met vergrijzing, ontvolking en toenemende motorise ring. Hierdoor verliezen verschillende winkeltypen hun bestaansmogelijkheden. Het gevaar voor ver paupering, het wegsterven van de binnenstad komt dan ook sterk naar voren. DE BINNENSTAD De traditionele voorstelling van de binnenstad wordt gekenmerkt door: men woont er, werkt er, gaat er uit en verkeert er. Maar het bijzondere van de binnenstad is dat al die functies te zelfder tijd aanwezig zijn. De binnenstad is ook een brandpunt van economisch-, sociaal- en cultureel leven. Het is voor velen in zekere zin ook een thuis. De bin nenstad bezit het hoogst gekwalificeerde en meest geconcentreerde winkelapparaat, vele bestuurlijke diensten en daarnaast nog vele andere voorzie ningen. Het is een centrum voor werkgelegenheid ten dienste van stad en ommeland en is op haar beurt een aantrekkelijk vestigingspunt voor ban ken, verzekeringsmaatschappijen, administratiege bouwen, enz. Anderzijds is echter te constateren dat de werkgelegenheid in de industrie in de bin nensteden gestadig terugloopt. Dit heeft soms al tot gevolg dat centrale administratiekantoren naar de rand van de stad worden verplaatst. Iedere levende stad vernieuwt zichzelf continu, doch hiervoor moeten dan ook middelen aanwezig zijn. Stadsvernieuwing kan niet alleen door activi teiten van de individuele ondernemer geschieden omdat stadsvernieuwing een aanpak van hele blok ken en straten tegelijk vraagt. Het gevaar van te grote vernieuwingsdrang kan zijn dat de plannen te idealistisch zijn, onvoldoende draagkracht heb ben en in te weinig contact met de onmiddellijke belanghebbenden worden ontwikkeld. „Heeft de binnenstad nog toekomst?" is het onderwerp geweest van een congres van de „In ternational Association Town Planning and Distri- bution". Op dit congres liepen de meningen van Amerikaans en Europees denkenden sterk uiteen. Een Amerikaans gerichte spreker ging uit van de stelling: men moet daar zaken doen, waar het beste publiek te bereiken is en waar deze zaken het gemakkelijkst door het beste publiek bereik baar zijn. Hij gelooft niet of nauwelijks in de toe komst van de binnenstad en concludeert, dat de beste zaken door de beste zakenmensen buiten de binnenstad worden gedaan ondanks alle moeite om binnensteden in de U.S.A. te vernieuwen. Professor Katona (ook U.S.A., van origine Hon gaar) meent dat het in sommige gevallen wense lijk is de binnenstad te handhaven. Hij onderkent ook het verschil tussen Amerikaanse en Europese levenshouding, gevoelswereld en benadering van het winkelgebeuren. De Amerikaan, die veelal op de gemakkelijkste wijze wil winkelen op de plaats, welke hem de beste service geeft, wenst steeds weer meer ge mak en betere service. Hij is niet tevreden met een stationaire situatie. De Europeaan is (thans nog) sneller bevredigd ten opzichte van deze cri teria en wordt door historische- en emotionele factoren bij zijn winkelen en bij het bezoeken van een stadscentrum beïnvloed. De uiterste tegenstelling was wel een Duitse spreker toegedaan, die van mening was, dat de binnenstad een cultuurgoed is en derhalve be schermd dient te worden en dus vernieuwd en aantrekkelijk gemaakt moet worden. Enkele Franse sprekers constateerden dat: de Europese binnensteden nog levendig blijken te zijn en dat er nog goede zaken worden ge daan; echter tekenen van achteruitgang zijn te be speuren; 537

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 19