MOEILIJKHEDEN
„Voor de tweede maal binnen een paar maan
den is er vorige week een aanslag gepleegd op
de vrije gemeenschappelijke landbouwmarkt van
de EEG." Met deze woorden begon de voorzitter
van het Landbouwschap, ir. C. S. Knottnerus, zijn
openingswoord voor de openbare bestuursverga
dering van het Landbouwschap op 8 oktober. Hij
vertolkte hiermee het vrij algemene gevoelen van
de Nederlandse landbouwwereld, dat door de ge
volgen van de Franse devaluatie en van de Duitse
„revaluatie" de EEG op een heel laag pitje is
komen te staan. Hoe de Duitse kwestie mone
tair in elkaar zit wordt elders in dit blad uiteen
gezet. In dit commentaar volstaan wij met het
maken van enkele landbouwpolitieke opmerkingen.
Ons land en ook de Nederlandse landbouworga
nisaties zijn altijd voorstanders geweest van een
werkelijke Europese integratie. Dat betekent, dat
de lidstaten van de EEG in onze ogen niet moesten
volstaan met een soort veredelde douane-unie. De
samenwerking zou zich moeten uitstrekken tot het
hele terrein van de economische en de financiële
politiek, inclusief sociale en fiscale zaken. Een
dergelijke vergaande samenwerking tast de zelf
standigheid van de partners natuurlijk in sterke
mate aan en moet dan ook tot politieke samen
werking leiden. Dat wil zeggen een Europees
parlement met echte bevoegdheden! Maar alles
kan niet tegelijk en wij zijn er nogal trots op ge
weest dat juist op landbouwgebied de samenwer
king van de EEG-landen het verst was gevorderd.
De monetaire gebeurtenissen in Frankrijk en Duits
land hebben ons echter geleerd, dat het onmogelijk
is om met één sector van het economische leven
sneller de weg naar integratie af te leggen dan
met de andere sectoren althans niet zonder
ongelukken.
EUROPEES REVEIL?
Waartoe deze situatie verder zal leiden, kunnen
wij nog niet overzien. Het is denkbaar, dat de
huidige EEG-crisis de inleiding tot een Europees
réveil zal vormen. Daarop hebben wij onze hoop
gevestigd, en niet alleen uit idealistische motieven.
Zuiver zakelijk bezien heeft juist ons land en bij
uitstek onze op export georiënteerde land- en
tuinbouw zeer grote belangen bij de vorming van
de grote Europese markt.
Het is echter ook mogelijk, dat de grote landen
van de EEG verder zullen gaan met hun nationa
listische politiek. Ten slotte zijn enkele van de
sterkste drijfveren tot Europese samenwerking uit
de jaren na 1945 weggevallen of althans van min
der betekenis geworden. Toén ging het om de
eenheid tegenover de dreigende Russische ex
pansie in westelijke richting. Maar vooral leefden
de herinneringen aan de malaise van de dertiger
jaren nog heel sterk en wilde men streven naar
hogere welvaart door gezamenlijke inspanning.
Onze Amerikaanse vrienden gaven trouwens de
Europese samenwerking een krachtige stimulans
in de vorm van de Marshall-hulp en de daarmee
samenhangende OEES. Maar hoe is de situatie
thans? De militaire dreiging uit het oosten is
minder actueel en de welvaart in West-Europa
heeft ongekende hoogten bereikt. Het is dan ook
opvallend, dat het juist de kleinere landen en de
474