Een uitzondering op deze regel vormt West- Duitsland dat tot nu toe een zeer strak beleid heeft gevoerd en er in is geslaagd de loon- en prijs stijgingen te beperken. Zoals bekend leidde dit de laatste jaren tot een vrijwel ononderbroken toe name van de goud- en deviezenreserves en het kostte de overheid en de monetaire autoriteiten dan ook de uiterste moeite het effect van deze deviezengolf op de binnenlandse economie te ni velleren. In dit verband werd getracht de kapitaal export te bevorderen. Toestroming van deviezen betekende onttrek king aan andere partners in het handels- en kapi taalverkeer, en de roep tot revaluatie werd vooral gedurende de vorige herfst en winter steeds ster ker. Het waren echter vooral de werkgeversorga nisaties en de landbouwers die zich tegen deze aanpassing verzetten met de opvatting dat het onjuist zou zijn de gezonde i.p.v. de patiënt te opereren. Het land dat zich inspant en een relatief hoge mate van stabiliteit bereikt, zou zich als straf uit de markt moeten prijzen. Voorstanders van de devaluatie stelden dat het voor West-Duits- land minder complicaties mee zou brengen dan voor landen met slinkende reserves. West-Duitsland revalueerde niet, maar introdu ceerde in november 1968 „Das Gesetz über die aussenwirtschaftliche Absicherung" waarbij expor ten met 4 werden belast en importen met 4 gesubsidieerd, hetgeen in de wandeling met kwasi revaluatie werd betiteld. Daarnaast werd er een reeks van beperkende bepalingen getroffen ter afkoeling van een dreigende oververhitting van de conjunctuur. Deze maatregelen hadden onder meer betrekking op terugvloeiing van buitenlands kapi taal in West-Duitsland en op de minimumreserves van de banken. Voorts werd het tarief waartegen de banken gelden konden opnemen bij de Bundes bank gedurende de laatste zes maanden twee maal verhoogd en wel van 5 naar 7,5 De genomen maatregelen alsmede de devaluatie van de Franse franc, hadden echter een beperkte invloed op het exportoverschot, dat gedurende het eerste halfjaar 1969 enigszins terugliep tot DM 6,7 miljard tegenover DM 7,8 miljard in de vergelijk bare periode van 1968. Met een mogelijke op waardering in zicht werd steeds meer zwerfkapitaal naar Duitsland getrokken, hetgeen voor de mone taire autoriteiten aanzienlijke moeilijkheden op leverde om de wisselkoers binnen de perken te DE WAARDEVERMEERDERING VAN DE DUITSE MARK Door de revaluatie van de Duitse mark is de officiële wisselkoers verhoogd van DM 1 0,25 tot DM 0,273224. Volgens de bepalingen van het Internationale Monetaire Fonds betekent dit een waardevermeer dering voor de Duitse mark van 9,2896 Vanuit het Duitse standpunt gezien komt de revaluatie neer op 8,5%, omdat de nieuwe koers van de Duitse mark nu 3,66 mark bedraagt voor een Ameri kaanse dollar tegen voorheen 4 mark voor een dollar. Bezien we de nieuw ontstane situatie van de kant van Nederland dan zijn de Duitse marken 9,3 duurder geworden, waar tegenover staat dat men 9,3 meer guldens ontvangt van de verkochte marken. De West-Duitsers betalen of ontvangen echter 8,5 minder marken voor de aan- respectievelijk verkoop van niet-Duitse valuta, uitgaande van de officiële pariteit. Deze pariteit kan zowel naar boven als naar beneden met drie pfennig afwijken zonder dat koers- steun door interventie van de Duitse Centrale Bank behoeft plaats te vinden, zodat in de prakijk de wijzigingen ies groter of kleiner kunnen zijn dan de reeds genoemde. De Westduitse invoer uit het buitenland wordt aldus 8,5 goedkoper, terwijl de invoer uit Duits land 9,3 duurder wordt. 505

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 39