moge blijken uit het feit dat in de jaren 1956-1966 ruim drie kwart van deze centra werd gesticht. Binnen dit geheel van winkelcentra is er een grote verscheidenheid in grootte. Naast de winkel centra, welke dienen voor de eenvoudige dage lijkse aankopen, zijn er winkelcentra met een rui mer assortiment, al of niet gecombineerd met in stellingen uit de dienstensector, zoals café-restau rantbedrijven, bioscopen en culturele centra. Wordt de stadswijk groter en is het centrum meer gericht op kopers uit een ruimer gebied, dan trekt het centrum meer grootwinkelbedrijven en meer ge specialiseerde bedrijven aan. TOENEMENDE CONCURRENTIE Naarmate het gehele verzorgingsapparaat een grotere omvang en een hoogwaardiger karakter krijgt, zal de opzet veelal kostbaarder zijn. Daar mee worden de mogelijkheden voor de kleinere middenstander beperkt. Evenals het grootwinkelbedrijf en het filiaal bedrijf voortdurende vooruitgang boeken, zijn de winkelcentra in opmars. Tussen de veelheid van koopcentra en winkeltypen neemt de concurrentie toe. De actieradius van de klanten neemt toe. Langs autowegen en bij verkeerspleinen treft hij gemakkelijk bereikbare verbruikersmarkten, welke gebruik maken van fabriekshallen en andere ge bouwen welke hun aanvankelijke bestemming heb ben verloren. Hier is de zelfbediening compleet, het comfort minimaal, de afzet maximaal. Inves- terings- en personeelskosten per f 1.000,omzet zijn beperkt. Al deze nieuwe vormen volgen elkaar in een vrij snel tempo op en hebben niet alleen ingrijpende gevolgen voor de detaillist, maar ook voor de fabrikant en de groothandelaar. REACTIES Reacties op de ontwikkelingen werden gevonden in allerlei horizontale en verticale samenwerkings vormen, maar ook in beter dienstbetoon, soms door assortimentverbreding of juist door specialisatie. Naast supermarkets, discounthouses en cash and carrybedrijven krijgen hier en daar ook de kleinere vertrouwde bedrijven weer een kans. In de Ver enigde Staten ziet men een opbloei van zogenaam de compact-stores, kleine winkels met een ver koopoppervlakte van circa 150 m2, waar het assor timent beperkt is, maar juist voldoende om te voorzien in de dagelijkse levensbehoeften. In Nederland ziet men de herleving van kleine gespe cialiseerde winkels, kleine modemagazijnen, noten winkels, de warme bakker e.d. Hoe de verdere ontwikkeling zal zijn is vooralsnog niet duidelijk. De opmars van nieuwe distributievormen, van grootwinkelbedrijven en van winkelcentra is on miskenbaar. Voor de vindingrijke op zijn taak be rekende ondernemer bestaan hier nieuwe moge lijkheden. De situatie wordt echter minder over zichtelijk, het risico voor de middelgrote onder nemer groter. 501

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 35