,,lk had een bepaalde indruk, doch in wezen niet
meer dan een vage voorstelling van het werk van
de Centrale Bank, Ik had wel een paar jaar in de
Adviescommissie voor het Bijkantoor Groningen
gezeten, maar was toch verder nooit nauw bij onze
organisatie betrokken geweest. De eerste indruk:
de grote omvang van het bedrijf. Veel groter dan
ik me gerealiseerd had. Tweede indruk: de sterke
groei die zich op bepaalde punten voordoet, zoals
bij de spaargelden.
Verder: als bestuurslid neem je natuurlijk je
eigen geestelijke bagage mee, maar je mag je ook
weer niet in het bestuur uitsluitend beschouwen
als de vertegenwoordiger van een bepaalde groep.
Daarvoor heeft onze organisatie een te brede in
stelling. Wij zijn geen categorale bank. Wel zal de
agrarische belangstelling van onze organisatie een
sterk accent houden en ook moeten houden. De
banken hebben veel voor de landbouw gedaan,
ook voor de coöperaties en zullen dit blijven doen.
Ik ken de organisatie nog te weinig om zo maar
een oplossing te durven suggereren voor een paar
problemen. Neem de communicatie binnen onze
organisatie. Hoe doe je dat? Dat er geschilpunten
blijven bestaan is niet erg. Als we er maar over
spreken en volledig opening van zaken geven. Ik
zelf heb hier goede ervaringen mee gehad als
voorzitter van de AVEBE. Naar mijn voorlopige
mening kunnen de ringvergaderingen ons hier heel
ver in de goede richting brengen."
De heer Renkema zegt van zichzelf, dat hij
zakelijk is ingesteld. ,,Als ik was gaan studeren zou
ik de economie gekozen hebben. Vooral de econo
mische en de organisatorische kanten van een be
stuursfunctie trekken mij aan".
Toch is de heer Renkema geen man die je alleen
met termen als nuchter en zakelijk kunt typeren.
Daarmee zou hem beslist tekort worden gedaan en
dat heus niet alleen omdat hij zijn nuchter zakelijk
inzicht zo vriendelijk en prettig naar voren brengt.
Want als we over onderwerpen als ontwikkelings
hulp (de kwestie biet-riet), de toekomst van de
landbouw (het plan-Mansholt) en andere proble
men komen te spreken en daar wat in duiken, dan
zegt de heer Renkema op een gegeven ogenblik.
„We praten altijd koud zakelijk over deze dingen,
die met dikke woorden als b.v. herstructurering
een etiket krijgen, maar de menselijke kant weegt
hier heel zwaar bij.
Dat speelt bij alle omschakelingen maar vooral
bij de omschakeling van de boer; zijn beroep is
niet alleen inkomenbron, maar een wijze van leven.
Dat „schakel" je niet zo maar om. Wat niet weg
481