s Waar gaat het eigenlijk, om Dit is een veel voorkomende vraag, wanneer de strekking of de achtergrond van iets ons niet duidelijk is of wanneer wij beducht zijn, dat op een ge geven ogenblik ergens de aap uit de mouw zal komen. Zo'n aap zie je al vóór je in de veel gehoorde zegswijze, welke in één adem met de vraag ook het antwoord geeft: ,,Weet je waar het eigenlijk alle maal om gaat? Om de centen!" Waar gaat het onze organisatie eigenlijk om? leder die maar enigs zins bekend is met het ontstaan van onze banken aan het einde van de vorige eeuw, met hun groei en ontwikkeling tot op heden, zal niet schamper durven te wijzen op de centen, waar alles om zou draaien. Hij zal beter weten. Vanaf hun ont staan is geld voor de coöperatieve banken nooit doel in zich zelf ge weest. Het was altijd middel, en wel middel om de financiële belangen van de medemens te dienen. F. W. Raiffeisen (1818—1888) heeft dit uitdrukkelijk in het voorwoord van zijn bekende boek over „Die Dar- lehenkassen-Vereine" zo gesteld. Hij zag in de later naar hem ge noemde banken een middel om de sociale vrede na te streven. Net zo min als vroeger is thans het winstmotief het leidende be ginsel. Wij willen solide zijn, het belang van onze leden en spaarders eist dit, maar onze winst komt ge heel in de reserves, blijft eigendom van de coöperatieve banken en dient op zijn beurt het doel van deze banken. De meeste lezers zullen met het voorgaande bekend zijn, maar het moest ons toch even van het hart. Niet omdat deze maand Raiffeisen weer speciaal onze aandacht vraagt, maar omdat blijkens de dagbladpers de voorzit ter van het C.N.V., de heer Lanser, een paar dingen heeft gezegd waar bij wij tenminste een vraagteken zouden willen plaatsen. De heer Lanser wil dat de drie vak bonden gezamenlijk komen tot één grote machtige werknemersbank" De werknemer moet invloed krij gen in de financiële wereld en, evenals de boeren en de midden standers hun banken hebben, zo moet ook de werknemer zijn eigen bank hebben. De heer Lanser voelt blijkbaar, dat hij voor zijn gedachte een motief moet hebben, dat in het kader van de uit sociale nood ge boren vakbonden past, want hij merkt volgens het krantebericht op, dat hier beslist geen sprake is van machtswellust van de vakbe weging, maar van een middel om gezamenlijk invloed te gaan uit oefenen in de financiële wereld. Geen macht dus, maar invloed voor een bepaalde bevolkingsgroep, de werknemers. Toen indertijd het C.N.V. in navolging van de andere vakbonden een eigen spaarbank oprichtte, was het motief, dat men protestantse kerken en scholen e.d. wilde financieren. Onzerzijds is er toen al op gewezen, dat onze ban ken bij talloze financieringen van deze instellingen betrokken zijn en dat ook deze kredietaanvragers bij ons steeds een open deur vinden. Met de werknemers is het juist zo gesteld. Ook werknemers zitten in de besturen van onze banken en duizenden werknemers maken dankbaar gebruik van de goede mogelijkheden die onze banken bieden, niet alleen op het gebied van sparen, maar ook op het gebied van alle soorten financieringen, van hypotheken voor woonhuizen tot persoonlijke leningen toe. Moet er nu beslist een aparte bank instelling voor een aparte groep komen? Een categorale bankinstel ling? En dat niet omdat die cate gorie thans niet bij de banken te recht kan, maar alleen om aan die categorie invloed te verschaffen. Wij zouden dit een voorbeeld vin den van kwade hokjesgeest, waar tegen naar wij menen de vakbonden zelf terecht een goede strijd gestre den hebben. Een geest bovenal, die niet in overeenstemming is met wat onze banken nu reeds 70 jaar lang voor ogen heeft gestaan. Onze banken zijn uit nood geboren, niet om macht of invloed te krijgen. Voor de boerenbevolking ontbrak indertijd iedere mogelijkheid om een passen de financiering te krijgen. Daar in hebben de boerenleenbanken— raiffeisenbanken verandering ge bracht. Maar zij hebben nooit uit sluitend de invloed van de boeren willen bevorderen. Ook Raiffeisen zelf heeft van het begin af aan steeds het oog gehad op de toen malige „unbemitteltere Klasse der Bevölkerung" De financiering van de agrarische behoeften is onze oude liefde, de aanleiding tot ons ontstaan. Wij blijven er nauw bij betrokken.Maar wij zijn geen categorale bankinstel ling, uitsluitend voor de boeren. Wij zijn een bank voor iedereen. Met name de werknemer verkeert, wat zijn financierings- en spaar- mogelijkheden betreft in een heel andere positie dan de boer rond de eeuwwisseling. Hij kan bij iedere bank terecht, met name ook bij de coöperatieve banken, waar en daarop vestigen wij tegenover de heer Lanser de aandacht hij zelf inspraak heeft en niet beducht be hoeft te zijn dat de macht van het geld tegen de belangen van zijn eigen groep of welke andere groep zal worden aangewend. Wij menen dat dit voor de Neder landse vakbonden toch iets is om te overwegen, alvorens zij zouden besluiten met een eigen machtige werknemersbank" een aparte posi tie te gaan inemen. J. R. H. 427

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 9