man en paard willen nemen en zijn visie op deze materie in de Raiffeisenbode zal willen publiceren. Namens bestuur en raad van toezicht van de Coöp. Raiffeisenbank te Oosterwolde H. Vondeling voorzitter Naschrift van de redactie De heer Elferink verklaart zich een groot voor stander van discussies in de Algemene Vergade ring en zag daar gaarne het grootste gedeelte van de tot de middag te beperken vergadering voor ingeruimd. Bij deze discussie moet een zekere zelfdiscipline in acht worden genomen. Zijn bij drage getuigt voor een levendige aanpak van deze kwestie. De heer Vondeling ziet meer heil in een goed voorbereide discussie met een uitloop daarvan in de Algemene Vergadering. Om de discussie in de Algemene Vergadering te verlevendigen, ziet hij als één der mogelijkheden een minder massale vertegenwoordiging. Zien wij het goed, dan wil hij vóór deze discussie nog meer profijt trekken uit het door het Structuurrapport (pag. 64 en 65) voor gestelde en door hem bijgevallen systeem van najaarsringvergaderingen, Centrale Ringvergade- ring en voorjaarsringvergaderingen dan in feite al gebeurt. Reeds enige jaren worden telkenjare de secretarissen van de ringen verzocht na te vragen, of de banken punten op de agenda van de najaars ringvergaderingen willen plaatsen. Zo de discussie in de najaarsringvergaderingen daartoe aanleiding geeft, worden deze punten doorgegeven aan de Centrale Bank om deze op de agenda van de Centrale Ringvergadering te plaatsen. De punten worden op de agenda geplaatst, voorzien van de nodige toelichting. De vertegenwoordiger van de ring welke het voorstel heeft ingediend, licht dat als regel nader toe. Wanneer een voorstel wordt aangenomen, kan dit, indien nodig, leiden tot een voorstel aan de Algemene Vergadering. Daarnaast wil de heer Vondeling het directe contact zoals hij zegt tussen „van onder op" en de Centrale Bank in de Algemene Vergadering stimuleren en bevor deren. In principe eens, zijn de beide inzenders in de uitwerking geheel verschillend. Het zou leerzaam en stimulerend zijn te horen hoe andere functio narissen van de plaatselijke banken die het expe riment op onze laatste Algemene Vergadering hebben meegemaakt daarover denken. Aange nomen mag toch, blijkens de belangstelling daar voor, niet worden dat men hierover zijn gedachten niet heeft laten gaan. Om met de voorzitter van de Algemene Vergadering tijdens de discussie te spreken: „Wie mogen wij thans het woord geven?" Mocht hiervoor belangstelling bestaan en daar twijfelen wij ook blijkens deze inzendingen niet aan dan is de redactie en zij niet alleen gaarne bereid hieraan ruime aandacht te be steden. 417

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 51