onze belastingen
druk tussen A, die b.v. in 1965, 1966 en 1967 res
pectievelijk 10.000,10.000,en 40.000,
inkomen heeft genoten en B, die respectievelijk
f 18.000,—, 20.000,— en f 22.000,— inkomen
had, terwijl het totale inkomen van beiden over
deze drie jaren gelijk is, nl. f 60.000,A betaalt
echter aan inkomstenbelasting naar tariefgroep II
17.294,- en B is slechts verschuldigd 13.988,-.
In dit geval is het mogelijk, dat A een grotere
restitutie inkomstenbelasting zal kunnen krijgen
dan voor B mogelijk zal zijn. Het verschil tussen
de in feite jaarlijkse geheven inkomstenbelasting
en de verschuldigde volgens de herberekening
over de drie jaar moet minstens 5 bedragen en
tevens 150,te boven gaan.
WINSTEN UIT EENZELFDE ONDERNEMING
De bedoeling van de regeling van „middeling"
van inkomens is om belasting te heffen over sterk
wisselende winsten, nadat deze over een periode
van drie jaar zijn verdeeld. Voor deze regeling
komt alleen in aanmerking de in het belastbaar
inkomen begrepen opbrengst uit dezelfde onder
neming. Voor deze regeling tellen niet mee: op
brengst van andere arbeid en van vermogen, ter
wijl in de herberekende belasting slechts gedeel
telijk rekening wordt gehouden met het feit, dat de
persoonlijke verplichtingen, buitengewone lasten
en giften sterk kunnen fluctueren.
Men kan uit de wettelijke voorschriften lezen,
dat de bron (bedrijf of beroep) gedurende drie
gehele kalenderjaren bestaan moet hebben. In
deze opvatting kan men dus ook „middelen" als de
winst onregelmatig is toegevloeid. De vrije be
roepsuitoefenaar, die een half jaar ziek is en uit
dien hoofde enige maanden geen winst uit het
beroep heeft genoten, zou dan toch kunnen mid
delen, omdat zijn bron het gehele jaar is blijven
bestaan. Voorts kan in deze gedachtengang de
opvatting gelden, dat men bij overdracht van een
bedrijf in het jaar van overdracht dit niet in een
middelingstijdvak kan betrekken, omdat de bron
niet gedurende dat gehele jaar (of men moet de
overdracht laten samenvallen met het einde van
het tijdvak) bestaan heeft. Ditzelfde geldt ook voor
het jaar van overlijden van de ondernemer en het
jaar waarin naar het buitenland wordt verhuisd.
INKOMSTEN UIT EENZELFDE DIENSTBETREK
KING
Hetgeen hiervoor over winst uit bedrijf of be
roep is gezegd, geldt mutatis mutandis ook voor
inkomsten uit dienstbetrekking. Dit zou inhouden,
dat de werknemer ook voor de periode van tijde
lijke afwezigheid, zoals bij verlof zonder beloning,
van de regeling gebruik kan maken, mits de bron
gedurende drie jaar (aaneengesloten kalender
jaren) heeft bestaan en in ieder jaar uit die dienst
betrekking inkomsten zijn genoten.
Middeling kan niet worden toegepast over een
tijdvak dat een jaar bevat, waarin van werkgever
is veranderd omdat er dan geen sprake is van
eenzelfde dienstbetrekking.
Of de eis van eenzelfde dienstbetrekking wordt
gezien als de eis van eenzelfde werkgever, is niet
geheel duidelijk. Er zal wel een minimumvereiste
waarneembaar moeten zijn in het jaar van verande
ring en als die verandering een absoluut beletsel
is om te middelen, komt de mogelijkheid te ver
vallen.
Gevallen waarin de Staat der Nederlanden als
werkgever optreedt, spreken soms heel duidelijk;
indien een rijksambtenaar hoogleraar wordt, is het
verdedigbaar, dat niet meer van eenzelfde dienst
betrekking kan worden gesproken. Of dit anders
is als een lector hoogleraar wordt, zouden we
graag in het midden willen laten.
Of van eenzelfde dienstbetrekking sprake is,
kan men ook betwijfelen, indien iemand bij de
zelfde werkgever overgaat van een gedeeltelijke
dagtaak op een gehele of andersom. De regeling
middeling van inkomens is niet direct voor derge
lijke situaties opgezet, hoewel deze toch voor
komen. Indien men middeling hier onaanvaardbaar
acht, zal dat waarschijnlijk gebaseerd moeten wor
den op het argument, dat „eenzelfde dienstbetrek
king", althans mede, een materieel criterium vormt.
Tenslotte volgt hier nog een cijfer-voorbeeld van
middeling:
Het belastbaar inkomen van B is samengesteld als
volgt:
410