Met het plan „Spoorwegen naar '75" hebben de Nederlandse Spoorwegen een plan voor de toe komst van NS in de Nederlandse samenleving in de jaren 1970-1975 ontvouwd. Hieronder volgt een samenvatting van dit plan. Velen hebben zich weieens afgevraagd: waar gaat het met de NS naar toe? De groei van het reizigersvervoer stagneert door de doorbraak van de auto. De omvang van het goederenvervoer is gedaald mede omdat steenkool door gas werd vervangen de financiële resultaten zijn thans weinig bevredigend, zodat rijksbijdragen ter onder steuning onvermijdelijk zijn gebleken. De spoor wegen verkeren in een overgangsfase: het voor bereiden op een nabije toekomst waarin de NS deels andere taken zal hebben te vervullen. De toekomst begint vandaag en hoe groot de ver- keers- en vervoersproblemen reeds thans mogen lijken, ze zullen nog ingewikkelder worden. De NS streeft op korte termijn naar een aanzienlijke ver betering van de kwaliteit van het reizigersvervoer. Het mag thans als algemeen bekend worden be schouwd dat in het jaar 2000 circa 18 miljoen men sen in Nederland zullen wonen en dat de overheid streeft naar de gebundelde deconcentratie. De grote steden zullen typische cityfuncties als vesti gingsplaats van bedrijven, kantoren, ontspannings gelegenheden, culturele instellingen, bestuurs lichamen en de grote winkelcentra blijven behou den. De nieuwe woonwijken zullen buiten de agglomeraties worden gebundeld tot satellietsteden in de omgeving. Een van de allerbelangrijkste uit vloeisels van de gebundelde deconcentratie is de scheiding van de plaats waar men woont en de plaats waar men werkt. De mens zal die afstand tussen wonen en werken zo snel en zo gerieflijk mogelijk willen overbrug gen. Een wens die steeds meer onbereikbaar lijkt te worden. Het verkeer loopt steeds meer vast, speciaal als het nog aan vaste spitsuren is ge bonden zoals het woon/werkverkeer. Hoeveel in valswegen en parkeergelegenheden ook worden aangelegd, massaal verkeer tussen enkele vaste punten is nauwelijks of niet te verwerken. Dit geldt speciaal voor het woon/werkverkeer, maar even zeer voor de grotere vervoersstromen over langere afstanden, welke het gevolg zijn van bevolkings spreiding en regionale ontwikkeling. Voor deze verkeersstromen ligt de oplossing in het openbaar vervoer. In tegenstelling tot de auto vindt dit juist zijn kracht in massale, aan vaste routes gebonden verplaatsingen en het is elastisch genoeg om met name het tijdgebonden spitsver- voer op te vangen. Het ruimterendement van de rail door zijn eigen baan met grote reissnelheid, veiligheid, betrouwbaarheid, capaciteit en relatieve onafhankelijkheid van weersgesteldheid (als sneeuw en ijzel) zal in ons land een steeds zwaarder wegende factor worden. Dat voor het massale woon/werkverkeer de oplossing gevonden moet worden in het openbaar vervoer, is een betrekke lijk nieuw, maar reeds algemeen geworden inzicht. Wil Nederland ernst maken met de ruimtelijke ordening dan zal het publiek moeten kunnen be schikken over op massaal vervoer afgestemd openbaar vervoer, dat zó goed is, dat het een aantrekkelijk alternatief wordt voor het gebruik van de eigen auto. Hiervoor zijn twee voorwaarden van allesbeslis- send belang: het railnet moet binnen het bereik van zoveel mogelijk potentiële reizigers liggen en op dat net moet worden gereden volgens een dienstregeling, welke op de hoge eisen van deze reizigers is afgestemd. De eerste voorwaarde betekent dat de stations daar moeten liggen waar de woongelegenheid, de werkgelegenheid en de belangrijke stedelijke acti viteiten zijn geconcentreerd. De NS heeft de laatste jaren in de bestaande bebouwingen al een groot aantal nieuwe voorstadstations geopend. Planologen houden steeds meer rekening met bestaande NS-lijnen bij het ontwerpen van nieuwe bebouwingen. Toch ligt voor heden het NS-net nog niet ideaal. De NS moet haar net aanpassen aan de nieuwe bebouwingen. Wil het openbaar vervoer als geheel functioneren, dan zal eerst het Randstadvervoer volgens moderne inzichten moe ten worden georganiseerd. Vooral in de Randstad groeien de stedelijke zones in elkaar, groeit het aantal arbeidsplaatsen in de stadscentra en wordt de woongelegenheid geconcentreerd in verder weg gelegen stadslobben en in de regio. De aanzwel lende verkeersstroom in de richting van de stads centra is dan ook niet alleen afkomstig uit de 401

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 35