ilLL
wat ons bezig houdt
te verwachten waren, hebben ook deze kamer
leden zonder verdere aandrang het hoofd in de
schoot gelegd. Hoe ons standpunt luidt ten aan
zien van een verhoging van het tarief tot drie/
vierde van het normale tarief behoeven wij op
moment nauwelijks nog toe te lichten. Het is zon
der meer duidelijk, dat, uitgaande van een in be
ginsel ongewijzigde spaarbankvrijstelling, de ver
anderde omstandigheden bij de spaarbanken een
verhoging tot drie/vierde van het normale tarief
voor kredietcoöperaties niet rechtvaardigen. In
voorgaande artikelen in de Raiffeisenbode is dit
duidelijk aangetoond.
Nu het voorstel van de bewindslieden niettemin
door de Kamer is aanvaard, hebben wij nogmaals
overwogen wat de achterliggende oorzaak is ge
weest van deze tariefsverhoging en wat hiervan
de consequenties zullen zijn. Vanzelfsprekend
kunnen wij naar het antwoord slechts gissen. Wij
achten het echter waarschijnlijk, dat tot deze ver
hoging is besloten onder druk van de tegenstan
ders van het uitzonderingstarief.
Hiermede is echter meteen de relatie tussen de
spaarbankvrijstelling en het uitzonderingstarief
verbroken. Dit blijkt ook uit verklaringen van de
bewindslieden. Deze hebben gesteld, dat de ver
anderde omstandigheden bij de spaarbanken een
verhoging van het uitzonderingstarief van de kre
dietcoöperaties noodzakelijk maken. Over ver
anderde omstandigheden bij kredietcoöperaties
werd in dit verband niet en kan ook niet worden
gesproken. Hieruit volgt zonder meer, dat het uit
zonderingstarief niet langer samenhangt met de
spaarbankvrijstelling, doch integendeel wordt be
paald door deze „andere omstandigheden". Hoe
een verband kan worden gelegd tussen het tarief
en deze andere omstandigheden is ons geheel niet
duidelijk. Wij zijn dan ook van mening dat het be
palen van het tarief op drie/vierde van het normale
tarief een willekeurige beslissing is geweest.
Gelet op het aantal tegenstanders van het uit
zonderingstarief is dit naar onze mening gevaar
lijk. Wij achten het niet onmogelijk, dat dit loslaten
van de spaarbankvrijstelling als basis voor het
uitzonderingstarief voor deze tegenstanders aan
leiding zal zijn op een verdere verhoging van het
uitzonderingstarief aan te dringen.
Gelukkig kunnen wij u naast deze sombere
geluiden ook nog enkele voor de kredietcoöpera
ties gunstige punten melden. De Tweede Kamer
heeft namelijk niet aanvaard, dat de bewindslieden
de kredietcoöperaties ook bij de kredietverlening
nog verder aan banden leggen. Het voorstel luidde
namelijk, dat het uitzonderingstarief slechts zou
gelden voor kredietverenigingen, welke uitsluitend
kredieten verlenen aan leden die tot de plaatse
lijke gemeenschap behoren. Bij amendement is de
beperking „behorend tot de plaatselijke gemeen
schap" geschrapt. De Kamer achtte deze beper
king enerzijds te vaag, terwijl zij anderzijds van
oordeel was, dat hieraan geen behoefte bestaat,
omdat de wijze waarop deze kredietverenigingen
zijn georganiseerd de kredietverlening toch reeds
tot de plaatselijke gemeenschap beperkt. Voorts
is door de Kamer de bepaling, dat uitsluitend kre
dieten mogen worden verstrekt aan leden, ver
ruimd tot „uitsluitend of nagenoeg uitsluitend".
Dit werd noodzakelijk geacht teneinde de coöpe
ratieve kredietverenigingen enige speelruimte te
geven zonder dat zij terstond het uitzonderings
tarief zouden verliezen.
Ondanks deze gunstige aspecten moeten wij
niettemin concluderen, dat de invoering van de
nieuwe Wet op de Vennootschapsbelasting per
1 januari 1970 een bijzondere verzwaring van de
lasten mede zal brengen voor de kredietcoöpera
ties. Dit klemt des te meer, omdat deze categorie
toch reeds te kampen heeft met een verslechte
rende rentabiliteit. Onze bewering, dat de strijd
inmiddels is gestreden, is in feite dan ook niet
juist. Voor de kredietcoöperaties gaat zij nu pas
goed beginnen. Het zal een hevig gevecht wor
den, namelijk een strijd om het bestaan met be
houd van het sociale karakter.
EERSTE KWARTAALBERICHT NEDERLANDSCHE
BANK
Sinds kort heeft Nederland er een belangrijke
financieel-economische informatiebron bijgekregen,
namelijk het reeds geruime tijd aangekondigde
kwartaalbericht van de Nederlandsche Bank, dat
per medio juli verscheen.
Hiermede kan, zoals de president dit in zijn voor
woord zegt, tegemoetgekomen worden aan de
reeds geruime tijd in brede kring gevoelde be
hoefte aan meer frequente informatieverstrekking
316