Zowel bij spel en weddenschap als bij verzekering
- en ook bij lijfrente - zijn de kansen op voor- en
nadeel op gelijkwaardige wijze aanwezig.
Als iemand met een ander een weddenschap af
sluit, dat zijn voetbalclub met de door hem beju
belde elf halfgoden dit jaar de heilige Olympus der
Eredivisie zal bereiken, waartegenover de ander
„alles op alles" durft te zetten dat de door hem
aanbeden edele raspaarden de eindstreep zullen
halen ver vóór de wrakke muilezels der tegenpartij
en beiden het tenslotte eens worden over het ver
wedden van honderd gulden, sluiten zij een kans
overeenkomst: zij weten niet wat de toekomct zijn
zal. Pas aan het eind van het seizoen zullen de
kranten in een sportjournalistentaal welke aan ver
beeldingskracht verre uitgaat boven hetgeen wij
hier neerschrijven, bekend kunnen maken wie de
gelukkige is geweest.
Ook bij verzekeren zijn de kansen op voor- en
nadeel op gelijkwaardige wijze aanwezig. Wie een
verzekering op zijn huis sluit weet niet of dit ooit
zal afbranden. Het kan zijn dat hij, zolang hij het
in eigendom heeft, nooit brand krijgt, maar het kan
ook zijn dat de woning een maand na het sluiten
der verzekering afbrandt.
Wie zijn leven verzekert door middel van een
overlijdensrisicoverzekering met een looptijd van
25 jaar weet niet of hij over 25 jaar nog zal leven.
Brandt het huis nooit af dan heeft de verzekeraar
geluk en de verzekerde heeft al die tijd dat de
verzekering heeft gelopen premie betaald, blijft do
verzekerde bij die levensverzekering in leven dan
heeft de verzekeraar geluk: de premie is 25 jaar
lang betaald zonder dat er iets behoeft te worden
uitgekeerd, maar het kan ook gebeuren dat de ver
zekerde een week na het sluiten van het contract
door ziekte of ongeval om het leven komt en dan
moet de verzekeraar die misschien een premie van
f 150,heeft ontvangen, 25.000,op tafel
leggen.
Wij hebben nog te bezien of lijfrente eveneens
aanknopingspunten vertoont met „spel en wedden
schap".
Welnu, dat is duidelijk het geval.
Wij citeren hetgeen onze wetgever zegt. Artikel
1813: „Lijfrente kan worden gevestigd hetzij op het
lijf des geldschieters, of van hem wien men daar
van het genot geeft, hetzij op dat van eenen derde,
ofschoon deze daarvan geen genot hebbe".
Artikel 1814 zegt:
„Dezelve kan gevestigd worden op het lijf van een
of meer personen".
Wie een lijfrenteverzekering sluit verzekert dus
zichzelf of andermans „lijf".
Waarin schuilt hier nu het kanselement?
Iemand die vijf en zestig jaar is geworden stort
een koopsom voor het verkrijgen van een rente
„op zijn lijf". Wellicht ook heeft hij gedurende de
jaren voorafgaande aan het bereiken van die leef
tijd een premie betaald. (Een lijfrente is niet anders
dan in moderne taal: een pensioenverzekering).
Als de verzekeraar pech heeft, blijft „het lijf"
lang in leven. De gemiddelde leeftijd van een man
is ongeveer 74 jaar. Bereikt „het lijf" een leeftijd
die hem in de krant doet komen en waarbij burge
meesters en fanfarekorpsen zijn verjaardag komen
opluisteren omdat hij de oudste inwoner is ge
worden, dan is de koopsom al lang opgesoupeerd,
maar de verzekeraar moet doorbetalen en dan
heeft de verzekerde geluk gehad. Het zij ons nog
maals vergeven als wij dit opmerken; maar de
feiten liggen niet anders: indien de verzekeraar het
geluk heeft dat de bejaarde geen lang leven is
beschoren dan heeft hij de koopsom binnen maar
hoeft niets meer uit te keren, het moge wellicht
wat luguber klinken maar de actuarissen spreken
dan van „sterfte-winst".
Al schaart de wetgever „spel en weddenschap"
te zamen met verzekering en lijfrente op één hoop,
in de uitwerking van een en ander gaat hij toch
een groot onderscheid aanbrengen.
Artikel 1825 B.W. zegt:
„De wet staat geene rechtsvordering toe, ter zake
van eene schuld uit spel en weddingschap voort
gesproten".
Dat betekent dat in het gegeven voorbeeld van
degenen die een weddenschap afsloten op het al
dan niet bereiken van het voetbalwalhalla, de win
naar wel recht heeft op zijn 100,maar dat wan
neer de verliezer zou weigeren te betalen dit be
drag nimmer in te vorderen is! Juristen, die immers
graag vreemde woorden gebruiken en zich hierbij
351