ONZE BELASTINGEN Artikel 8 van de wet op de Inkomstenbelasting 1964 stelt o.m. dat voordelen uit landbouwbedrijf ter %ake van waardeveranderingen van gronden daaronder begrepen de ondergrond van gebouwen behoudens voor over de waardeverandering in de uitoefening van het bedrijf is onstaan, niet tot de winst behoren. LANDBOUWVRIiSTELLING In principe beduidt dit, dat buiten de belasting heffing vallen waardestijgingen, welke te danken zijn aan monetaire, conjuncturele en dergelijke fac toren, derhalve gevolgen van externe oorzaak. Interne factoren welke waardestijgingen tot ge volg hebben, vallen buiten de vrijstelling, zoals b.v. bekading, ontginning en drainage. Onder het regime van het Besluit Inkomsten belasting 1941 vielen daaronder ook de waarde veranderingen van de opstallen behorende tot het landbouwbedrijf. Onder de thans geldende wette lijke bepalingen is zij beperkt tot gronden. In de Wet 1964 komt geen omschrijving van het begrip landbouwbedrijf voor. Dit hangt samen met de omstandigheid, dat de landbouwvrijstelling niet in het wetsontwerp was opgenomen, doch er in beperkte vorm door een amendement-Lucas toch weer is ingebracht. Het begrip landbouwbedrijf is bij de behandeling in de Eerste Kamer destijds in discussie geweest. Door staatssecretaris Grapperhaus werd, na overleg met de minister van Landbouw en Visserij, beslist, dat het begrip landbouwbedrijf voor de wet Inkomstenbelasting 1964 op dezelfde wijze zou moeten worden geïnterpreteerd als onder het Be sluit Inkomstenbelasting 1941. De omschrijving van dit begrip in de zin van de wettelijke bepalingen, is, dat een landbouwbedrijf is een bedrijf, dat gericht is op het met behulp van natuurkrachten winnen van planten of plantedelen, dan wel op het fokken, telen of houden van dieren, 34R

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 38