waarom werkt de mens? wat zijn
zijn motieven?
Naar het antwoord op deze vraag zochten en
zoeken vele geleerden en vele bedrijven.
De bekende socioloog Max Weber stelde het
calvinisme „verantwoordelijk" voor de enorme
arbeidszaamheid en welvaartsontwikkeling in het
westen (Kalvinismus und Kapitalismus). Vijftig jaar
later werd dit hartgrondig ontkend door professor
Tawney in zijn „Calvinism and the rise of Capi-
talism". Hij stelde, dat verschillende factoren, zo
als geografische, economische, sociologische, het
volkskarakter e.d., gezamenlijk verantwoordelijk
zijn voor een bepaalde ontwikkeling van een volk.
De culturele doelstelling van het westen luidt dan
ook: hard werken, daarna geeft rijkdom aanzien.
De verouderde wijsgerig beschouwende weten
schap heeft intussen plaats moeten maken voor de
analytisch-verklarende wetenschap, gebaseerd op
proefondervindelijk onderzoek. De natuurweten
schappen zijn in dit opzicht reeds ver gevorderd,
maar de sociale wetenschappen hebben nog een
grote achterstand. Dikwijls wordt de verzuchting
gehoord: de techniek dicteert hoe wij hebben te
leven.
Deze achterstand van de sociale wetenschappen
wordt verklaard door het feit, dat de sociale weten
schappen zich bezighouden met de mens van wie
het gedrag moeilijk meetbaar is.
Toch wordt de voortschrijdende ontwikkeling
juist tot stand gebracht door de mens. Elk bedrijf
is er daarom enorm op gebrand goede medewer
kers aan te trekken en een dusdanig arbeidskli
maat te scheppen, dat aanwezige capaciteiten tot
volledige ontplooiing kunnen komen.
Het bedrijfsleven heeft daarvoor de hulp nodig
van de sociale wetenschappen. Maar juist doordat
deze nog maar in geringe mate de motieven kun
nen peilen die de mens tot werken stimuleren, zijn
zij het bedrijfsleven nog te weinig van dienst. Dit
heeft tot gevolg dat ten aanzien van personeels
beleid, personele organisatie en het systeem van
leiding geven nog steeds naar de juiste weg wordt
gezocht.
Wij willen nu wat dieper ingaan op deze motie
ven en daarbij eerst stilstaan bij één van die mo
tieven, namelijk de beloning, omdat deze het eerst
werd onderkend.
332