CONCURRENTIE VERHOUDING IN HET BANKWEZEN Degenen, die de jaardag van het N.I.B.E. hebben bijgewoond, zijn beslist niet naar huis gegaan met de overtuiging, dat de verschillende partijen het nu onderling eens zijn geworden. Wel heeft de ver gadering meer opheldering gebracht over de stand punten die door de verschillende groepen worden ingenomen. Als zodanig moet de jaardag van het N.I.B.E. beslist geslaagd worden genoemd. De informaties die via de prae-adviezen en de daarop gegeven toelichtingen tijdens de vergade ring werden verkregen, zijn waardevol voor een nadere gedachtenbepaling omtrent de aard van de concurrentieverhoudingen. Het was een goede zaak, dat ook van de zijde van de spaarbankbond in de persoon van de heer Buning licht werd geworpen op het behandelde onderwerp, terwijl daarnaast een tweetal buitenlanders, namelijk de heren Abs van de Deutsche Bank en de heer Camu van de Bank van Brussel, uiteenzettingen gaven over de verhoudingen op bankgebied in Duitsland, respec tievelijk België. Door al de toelichtingen en uiteenzettingen is het progamma van de N.I.B.E.-jaardag wel over laden geworden, hetgeen dan ook geleid heeft tot een beperkte uittocht van de aanwezigen vóór de afloop van de vergadering. Wellicht is het te over wegen, een volgende keer met een beperkter programma voor het voetlicht te komen. De forumdiscussie, die in de namiddaguren piaatsvond vormde een hoogtepunt van de verga dering. Door tijdsgebrek konden de verschillende onderwerpen echter niet zo uitputtend worden be handeld, als wij gehoopt hadden. Belangrijke on derwerpen van de forumdiscussie achten wij de positiebepaling van de Postcheque- en Girodienst, de spaarbankvrijstelling voor de vennootschaps belasting en de behandeling van de solvabiIiteits- richtlijnen voor het bankwezen. Door de heer Reinoud, directeur-generaal van de P.T.T., werd duidelijk naar voren gebracht, dat hij een onderzoek naar de mogelijkheid van nauwe aaneensluiting van de girocircuits van de postgiro en van de bankgiro nuttig acht. Een samenwerking op dit terrein komt ongetwijfeld ten goede aan het gehele giroverkeer in ons land. Minder positief dacht de heer Reinoud over een verzelfstandiging van de giro, zoals door de prae-adviseurs was be pleit. Wel konden de verschillende forumleden el kaar vinden in de wenselijkheid van te publiceren gegevens over de kosten aan het giroverkeer ver bonden. Over de belastingkwestie, die bijzonder actueel was in verband met de behandeling van het ont werp vennootschapsbelasting in de Tweede Kamer, liepen de standpunten sterk uiteen. Van de zijde van de Spaarbankbond werd het ,,bij uitstek" so ciale karakter van de spaarbanken naar voren ge bracht als argument voor handhaving van de be lastingvrijstelling. Hiertegenover plaatste de heer Van den Brink het standpunt van de Bankiersver eniging, namelijk dat het niet is gewenst bepaalde banken vrij te stellen uit hoofde van bevordering van het sparen, maar een tegemoetkoming te geven aan de kleine spaarders zelf. Voor de heer Van Campen was dit aanleiding, nog eens het stand punt van de landbouwkredietinstellingen te onder strepen, namelijk dat het mogelijk gemaakt moet worden een vrijstelling in te voeren ten gunste van alle banken, die spaargelden van kleine spaarders in beheer hebben. Dit voorstel richt zich met name op een beperking van de vrijstelling tot tegoeden op direct opvraagbare spaarrekeningen. Immers aangenomen moet worden, dat de tegoeden op termijnrekening als regel een veel groter gemid deld saldo aanwijzen dan die op de gewone spaar rekeningen. Ook wees de heer Van Campen op de historie van de belastingvrijstelling, een historie 329

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 19