landbouwcommentaar
behelzen geen belangrijke prijsverlagingen, en
enkele kleine prijsverhogingen. Het hele pakket
voorstellen past wel in het prijsbeleid, dat de Euro
pese Commissie introduceerde gelijk met het struc
tuurmemorandum: een zeer terughoudend beleid,
met zo goed als bevroren prijzen. Het is duidelijk,
dat bij de snelle inflatoire kostenstijgingen van de
laatste jaren die voorlopig nog wel zullen door
gaan de produktiviteitsstijging de kostenstijging
niet kan bijhouden. Bevroren prijzen betekenen dus
lager wordende inkomens.
PRIJZEN EN STRUCTUUR
Een doorbraak van het produktiviteitsplafond zou
misschien te bereiken zijn door een snelle wijzi
ging van de landbouwstructuur. Maar het daarop
gerichte beleid van de EEG blijft wachten op be
sluiten van de Raad van Ministers. Dit is dan ook
het verwijt dat het Landbouwschap de Europese
Commissie maakt: zolang de landbouwstructuur
nog niet is verbeterd, is het onrechtvaardig om
alvast met een krapper prijsbeleid te beginnen.
Het is onjuist om het markt- en prijsbeleid alleen
af te stemmen op de marktomstandigheden (over
schotten) en op de kosten daarvan voor de Euro
pese kas (het Europese Oriëntatie- en Garantie
fonds voor de Landbouw, dat in Brussel naar de
Franse afkorting meestal FEOGA wordt genoemd).
De ontwikkeling van de produktiekosten en van de
boereninkomens moet evenzeer in de overwegin
gen worden betrokken.
Het is in dit verband illustratief, dat volgens een
artikel door dr. M. C. Tideman in Elseviers Week
blad van 12 juli jl. het minimuminkomen van een
kleine zelfstandige f 12.958,— zou moeten bedra
gen. Hij kwam tot dit bedrag door bij het wettelijke
minimumloon voor werknemers van ruim 7.500,
op te tellen: 20 werkgeversbijdragen in de
sociale lasten, 62/3 rente over 15.000,eigen
kapitaal, 33 meer werkuren en het verschil in
inkomstenbelasting. Als we hiermee vergelijken
de LEI-cijfers van de gemiddelde arbeidsinkomens
in de laatste vijf jaren (tabel I) krijgen we een
nogal somber beeld, dat in werkelijkheid alleen
minder somber aandoet omdat de meeste boeren
en tuinders naast het arbeidsinkomen nog ander
inkomen beschikbaar hebben (tabel II) en omdat
aan de kosten van eigen personeel, eigen kapitaal
en afschrijvingen geen uitgaven verbonden zijn.
SANERING
Het is natuurlijk mogelijk om tegenover deze
deprimerende cijfers de resultaten van de betere,
grotere bedrijven te plaatsen. We weten allemaal,
dat er (gelukkig) nog heel wat bedrijven zijn met
goede tot zeer goede resultaten. Maar, zoals we
in het begin al schreven, het gaat om de mensen,
óók op de „gemiddelde" bedrijven en op de be
drijven onder het gemiddelde. Ook al zullen er van
de laatste categorie zeer vele bedrijven moeten
worden opgeheven.
Hiermee zijn we aan het saneringsbeleid, waar
over het Landbouwschap in zijn officiële standpunt
over het plan-Mansholt behartigenswaardige op
merkingen maakt. De mogelijkheden van de af
vloeiing hangen in hoge mate af van factoren
buiten de landbouw, aldus het Landbouwschap.
Het noemt in dit verband: omscholingsregelingen,
beëindigingsregelingen, regionaal beleid, arbeids
bemiddeling en onderwijs. Over de bedrijfsvergro-
ting, die op de sanering zal moeten volgen, zegt
het Landbouwschap dat het beleid niet te star zal
moeten zijn. Het gaat om de toekomstige levens
vatbaarheid van de bedrijven, niet om normen van
bedrijfsomvang. De overheid zal vooral het klimaat
voor de bedrijfsvergroting moeten verbeteren: door
ruilverkavelings- en pachtbeleid, door hulp bij de
financiering, door het stimuleren van samenwer
king, enz.
Het proces van bedrijfsvergroting mag niet wor
den belemmerd door een ander onderdeel van het
structuurbeleid: het uit de produktie nemen van
grond. Het Landbouwschap ziet hierin wel een
middel om de produktie af te remmen, maar wijst
er op dat alleen een EEG-regeling bevredigend zal
kunnen werken. Een nationale regeling voor b.v.
ons land zou geen zin hebben, als de produktie in
andere landen onbelemmerd kan blijven toenemen.
In ons land, het dichtst bevolkte van Europa, vindt
door stedenbouw, industrialisatie en alles wat
daarbij komt op het gebied van wegen en recreatie,
toch al een toenemende onttrekking van gronden
aan de landbouw plaats.
320