Vervolg Ir. Herweijer. voor de gedachte van afstoten van een deel van de produktiecapaciteit en wel vooral daar waar de kosten van modernisering het hoogst zijn of de vraag voor niet-landbouwgebruik het grootst is; alle sociale, financiële en maatschappelijke im plicaties moeten ten volle in het beleid tot hun recht komen. Uitvoerig behandelde ir. Herweijer het verschijn sel dat door de sterk toenemende bevolking van de steden en de behoefte aan grond voor wonin gen, industrie, wegen, recreatie, enz. in bepaalde gebieden de steden aan elkaar dreigen te groeien. Vooral in de Randstad is dat merkbaar. Daarom wordt in het nationaal-planologische beleid sinds een aantal jaren rekening gehouden met de hand having en inrichting van zogenaamde bufferzones tussen de stedelijke kernen. Deze bufferzones zijn blijvend groene gebieden, die kunnen bestaan uit landbouwgronden enerzijds en uit bossen, parken, plassen en natuurterreinen anderzijds. Aan de in richting van de bufferzones o.a. als recreatiegebied wordt steeds meer gedaan. In dit verband noemde de inleider Midden-Delfland en Spaarnwoude. De aanspraken van niet-landbouwzijde op land bouwgronden beperken zich niet tot de gebieden tussen of vlak bij de grote steden. In sommige streken is volop de vraag aan de orde, hoe be paalde landschappelijk waardevolle gebieden in hun huidige staat behouden kunnen blijven. Men begint bovendien te erkennen, dat mensen behoef te hebben aan betere huizen en aan huizen in de buitengebieden. Dit betekent een uitdaging voor planologen en stedebouwkundigen om de bestem mingen en de woonvormen op deze reële behoef ten te richten. We zitten hier in een duidelijke ont wikkeling na de tweede wereldoorlog. De grotere aanspraken op landbouwgronden voor wonen en recreatie en de erkenning dat overproduktie in bepaalde sectoren ook in het belang van de land bouw beter afgeremd kan worden, leiden ertoe dat de afweerhouding van de landbouw langzaam maar zeker verdwijnt. Zowel van agrarische als van niet- agrarische zijde bestaat een positieve instelling om in gemeenschappelijk overleg onze Nederland se ruimte zo goed mogelijk in te delen naar wel- waarts- en welzijnsmaatstaven. Tenslotte besprak ir. Herweijer nog enkele pro blemen rondom de verwerving en het beheer van gronden, die aan de landbouwproduktie worden onttrokken, alsmede de daarmee samenhangende vraagstukken. Ook aan het menselijk aspect, dat in veel landbouwers- en tuindersgezinnen opge roepen wordt door do aanpassingen, de ruilverka veling, de bedrijfsbeëindigingen ging hij niet voor bij. We moeten de niet tegen te houden ontwikke lingen sturen en begeleiden, zodat tegenover het voldoen aan de wensen van de ene partij zo min mogelijk sociaal leed van de andere partij staat. De boeiende rede van ir. Herweijer gaf aanlei ding tot enige discussie. De heer Blauw uit Heer- hugowaard vestigde er de aandacht op dat het landbouwbeleid steeds meer structuurbeleid wordt. Dat blijkt ook uit de opvattingen van dr. Mansholt. Hier komen we op het magische jaar 1980 met onze thans onbevredigende prijzen en verdere moeilijk heden. Hoe halen we het? Hoe overbruggen we de tijd tussen nu en de nieuwe structuren? Ir. Herweijer waarschuwde niet te somber te zijn. Het gaat niet in alle sectoren moeilijk. Er zijn er zelfs waarin het goed gaat. Goede ondernemers kunnen de moeilijkheden opvangen door moderni sering. De ontwikkeling is trouwens al een twintig jaar aan de gang. Zij die niet investeren krijgen het steeds zwaarder. Ten aanzien van de prijzen blijven onzekerheden bestaan, maar ondernemers die het goed doen, zullen het hoofd boven water kunnen houden. In Grondbanken hechtte de heer Herweijer geen geloof. Wie betaalt het geld voor de Grondbank? Dat zal de overheid moeten doen, maar we zijn nog niet zover. De pachtprijzen zouden dan om hoog moeten. Men zoekt wel naar oplossingen; ir. Herweijer had het gevoel dat sommige Grondka mers te behoudend zijn. De directeur van de bank in Duiven vroeg, of er een mogelijkheid bestaat vrijwillige ruilverkaveling te financieren. Ir. Herweijer antwoordde dat er ongeveer 1500 ha vrijwillige ruilverkaveling per jaar wordt gereali seerd. Deze ruilverkaveling wordt wel kritisch be keken. Zij heeft uiteraard geen zin als de verkave ling ligt in een stedelijk gebied. 296

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 42