COOPERATIEFINANCIERING
EN HAAR PRORLEMEN
De vorige maal zijn omtrent de landbouwcoöpe
ratiefinanciering enkele algemene opmerkingen
gemaakt. Deze keer willen wij de vorm waarin
deze financiering plaatsvindt nader belichten.
Iedere rechtspersoon, die een bedrijf uitoefent,
heeft behoefte aan financieringsmiddelen. Deze
financieringsmiddelen kunnen benodigd zijn op
lange en/of korte termijn. Landbouwcoöperaties
kennen deze behoefte dus ook. In deze kapitaal
behoefte kan op verschillende wijze worden voor
zien.
Allereerst de behoefte aan middelen op lange
termijn. De daarvoor benodigde middelen kunnen
worden verkregen door uitgifte van ledenaandelen,
door reservering uit de exploitatie-overschotten,
door het vormen van een ledenrekening, door de
uitgifte van obligatieleningen, door het aantrekken
van deposito's en door het aangaan van leningen
bij een bank.
De uitgifte van ledenaandelen heeft in het ver
leden vooral plaatsgevonden bij de op coöpera
tieve grondslag werkende landbouwindustrieën,
welke zeer kapitaalintensief zijn, zoals de aard
appelmeel-, strokarton- en suikerindustrieën. Voor
de opbouw van het verwerkings- en produktie-
apparaat waren grote kapitalen nodig en in de
eerste decennia van het coöperatieve landbouw
kredietwezen waren de middelen voor deze finan
ciering niet beschikbaar en werd als voorwaarde
voor de bedrijfsfinanciering op korte termijn ge
steld, dat de middelen voor investering op lange
termijn door de leden zelf zouden worden gefour
neerd. Deze kapitaaldeelneming gaf de leden te
vens het recht, maar ook de verplichting, tot het
leveren van aardappelen, stro en suikerbieten. In
de jaren na de tweede wereldoorlog zijn de voor
investering benodigde middelen voor genoemde
industrieën als regel door de banken verstrekt
en het coöperatieve landbouwkrediet is bij deze
verstrekking zeker niet achtergebleven.
Een en ander was mogelijk doordat het land
bouwkredietwezen de middelen daarvoor beschik
baar had. Bovendien was het voor de leden-aan
deelhouders veelal niet mogelijk tot grotere kapi
taaldeelneming over te gaan, aangezien zij zelf be
langrijke middelen nodig hadden voor investering
in de individuele bedrijven.
De reservevorming uit de exploitatie-overschot-
ten, welke voor eigen financiering kan worden
aangewend, is bij een groot aantal coöperaties
nooit aangeslagen. Daar gold de stelregel, dat de
onbeperkte aansprakelijkheid voldoende waarborg
bood om bij de raiffeisenbanken de benodigde
middelen te lenen. Er zijn gelukkig ook diverse
coöperaties, welke een andere gedachte zijn toe
gedaan en die regelmatig uit de winsten hebben ge
reserveerd. Een voordeel hiervan is, dat minder
middelen van derden behoeven te worden aange-
290