doen als de verkoop vaststaat en wel voor de
genoemde prijs. Zij kan daartoe inzage vragen
van het voorlopig koopcontract.
Een vage mededeling is dus beslist niet vol
doende. In de praktijk valt de opbrengst van zo'n
oud winkelpand veelal tegen en dan blijkt het fi
nancieringsschema opeens niet rond te zijn.
Een ander belangrijk punt is of de eigen midde
len inderdaad in contanten aanwezig zijn, b.v. in
de vorm van spaartegoeden of een creditsaldo in
rekening-courant. Men blijkt nl. onder eigen mid
delen" ook wel eens te verstaan: een geldlening
van familie of van een financieringsmaatschappij
(van een kruideniersorganisatie b.v.); soms ont
trekt men het „aan de zaak", waardoor het be
drijfskapitaal wordt aangetast.
Het is begrijpelijk, dat deze factoren de krediet
verlening voor de bank veel minder aantrekkelijk
kunnen maken, daar de aanvrager in feite op nog
meer lasten kan komen, dan wel zijn liquiditeit
sterk ziet achteruitgaan. Een hernieuwd beroep op
de bank moet dan te zijner tijd niet uitgesloten
worden geacht.
Aannemende nu dat het bestaande pand van de
heer A inderdaad voor f 28.000,zal worden ver
kocht, dat de taxatiewaarde op executiebasis van
het woonhuis van de heer A sr. f 70.000,is, en
dat de eigen middelen inderdaad op voor de bank
aanvaardbare wijze aanwezig zijn, dan vertoont het
financieringsschema toch nog een „gat" van
53.000,—.
Hoe nu het ontbrekende aan te vullen?
Blijkt uit de jaarstukken van de heer A een be
hoorlijk eigen vermogen (hetgeen wellicht het ge
val is, gezien de 100.000,eigen middelen) en
een redelijke solvabiliteit, ook na kredietverlening,
dan bestaat de mogelijkheid een extra-hypotheek
verzekering tot een bedrag van f 50.000,in te
passen. De heer A heeft nog wel f 3.000,
Uit een betrouwbare prognose van de te ver
wachten resultaten zal echter moeten blijken, dat
de hoge lasten (circa 25.000,van de totale
financiering kunnen worden opgebracht. Dit is een
belangrijk punt: het kan de bank tot de conclusie
brengen, dat zij indachtig haar oorspronkelijke
positieve benadering van de kredietaanvraag nu
achteraf veel verder zal moeten gaan met haar
verstrekking dan zij gewenst acht. Het is zelfs
mogelijk, dat zij niet verder op de aanvraag zal
willen ingaan, omdat èn de solvabiliteitspositie
(nl. als de „eigen middelen" ook grotendeels blij
ken te worden geleend) en de rentabiIiteitspositie
van de heer A het inpassen van een dergelijke
hoge extra-hypotheek in feite niet toelaten. Mis
schien kan in dit geval een lening op gunstige
voorwaarden van een grossier/leverancier de zaak
nog rond maken, hoewel het dan toch een zware
financiering blijft.
Indien de bank nu op grond van de haar thans
bekende feiten de aanvraag positief wil blijven be
naderen, dan wordt de eindstand van opstelling II:
(III)
stichtingskosten f 200
inventaris 60
voorraden 50
bedrijfskapitaal 5
openingskosten 8
323
(x f 1.000,—)
eigen middelen f 103
opbrengst bestaand
pand 28
norm. hypotheek f 142
extra-hypotheek 50
f 323
Aldus is het financieringsschema echt rond.
Het zal duidelijk zijn, dat het zeer gewenst is
reeds bij het eerste bezoek van de cliënt al deze
cijfers en feiten met hem door te nemen, zulks ter
bevordering van een vlotte gang van zaken bij de
krediet- en dispensatieaanvraag.
276