echter vraagstukken die niet oplosbaar zijn zonder dat een regeling voor de gehele organisatie wordt getroffen. Nu de Commissie van Overleg tot de conclusie is gekomen, dat het gemeenschappelijk regelen van het vestigingsbeleid niet op een ver antwoorde wijze mogelijk is zonder een voor de aangesloten banken bindende regeling, dient dit punt, dat van grondleggende betekenis is, in de organisatie verder te worden besproken. Het aantal aangesloten banken, zo deelde dr. Verhage mee, is door enkele fusies die in 1968 welke gelijke tred houden met de groei van het balanstotaal, nog meer zou worden bemoeilijkt. De Utrechtse en de Eindhovense banken hebben tegen het wetsontwerp geageerd en als alternatief aangegeven dat bij het heffen van vennootschaps belasting rekening dient te worden gehouden met de zuivere spaarbankactiviteiten van iedere finan cieringsinstelling, die gericht zijn op het bevorde ren van het sparen door de kleine spaarder. Teleurstellend achtte dr. Verhage het dat de re gering niet op de bezwaren is ingegaan en onvol- tussen plaatselijke raiffeisenbanken tot stand zijn gekomen gedaald van 660 tot 649. Het totale aantal bedieningspunten van de Raiffeisenorgani- satie steeg daarentegen tot 1601 op het eind van 1968. Tenslotte sprekend over de kostenstijgingen die zich in toenemende mate bij de aangesloten ban ken voordoen, stelde dr. Verhage vast, dat wan neer het huidige ontwerp van wet op de vennoot schapsbelasting ongewijzigd door het parlement zou worden aangenomen, het streven van de raiffeisenbanken om te komen tot reserveringen Traditiegetrouw was het op de dag van de algemene vergadering mooi weer. Hoe verder de vergadering vorderde hoe meer witte overhemden zichtbaar werden. doende rekening houdt met het in het alternatieve voorstel neergelegde uitgangspunt. De beide cen trale banken hebben nu hun hoop gevestigd op de volksvertegenwoordiging. 273

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 19