Het lag in de bedoeling dat mr. R. H. Brust van de Nederlandse Spaarbankbond een advies zou opstellen vanuit het gezichtspunt van de Spaar bankbond. Helaas moest de heer Brust om ge zondheidsredenen afzien van het uitbrengen van zijn advies. De uitgebrachte prae-adviezen zijn gepubliceerd in het maandblad van het N.I.B.E. van mei 1969. Het is onze bedoeling in dit korte artikel enkele hoofdlijnen te schetsen uit de gepubliceerde prae- adviezen. Opmerkelijk is, dat de twee prae-adviseurs aan het einde van hun betoog tot sterk uiteenlopende suggesties komen. De heer Van den Brink stelt voor, dat in ons land op korte termijn een grondig onderzoek wordt ingesteld naar de factoren welke de concurrentieverhoudingen tussen de banken in de laatste jaren hebben verstoord. Achter deze gedachte ligt de mening opgesloten, dat van over heidswege wordt gediscrimineerd. De heer Van den Brink wijst hierbij op de wet Toezicht Krediet wezen, die uiteenlopende richtlijnen voor solvabili teit en liquiditeit voor verschillende groepen instel lingen geeft. Verder komt de belastingheffing aan de orde, alsmede het monopolie van de Neder- Iandsche Middenstandsbank bij verstrekking van kredieten onder garantie van de overheid. De heer Van Campen daarentegen legt het accent meer op de noodzaak om te komen tot een beter samenspel tussen de verschillende bank instellingen. ,,De vraag hoe te komen tot een goed georganiseerd samenspel op alle genoemde ge bieden tussen de verschillende banken en bank- organisaties in ons land is meer dringend dan het vraagstuk van al dan niet vermeende privileges". Wel erkent de heer Van Campen het privilege dat de Middenstandsbank bij de kredietverlening onder garantie van de overheid heeft, en hij bepleit dan ook daarin wijziging te brengen. Om tot een beter samenspel te komen, stelt de heer Van Campen meer overleg voor tussen de verschillende bankorganisaties onderling. Hij denkt hierbij onder andere aan overleg over de credit rentetarieven en overleg betreffende de ontwikke lingen op het gebied van het girale betalingsver keer. Deze suggestie van de heer Van Campen onderschrijven wij geheel. Zij komt ook overeen met hetgeen door de voorzitter van het Bestuur van onze Centrale Bank, dr. A. J. Verhage, reeds vorig jaar in de Algemene Vergadering werd voor gesteld. Op dit voorstel zijn echter geen positieve reacties gevolgd. Het was daarom goed dit punt in de discussie op de jaardag van het N.I.B.E. te brengen. Deze korte aantekening betreffende de sugges ties waartoe de twee prae-adviseurs komen, deed reeds vermoeden, dat het bij de discussie mogelijk zou gaan over de vraag van de aanwezigheid van privileges enerzijds en de door het beleid van de afzonderlijke banken veroorzaakte scherpe con currentiestrijd anderzijds. Het laatste hebben de banken zelf in de hand. Zij kunnen onmiddellijk beginnen om een overdreven concurrentie bij de aantrekking van middelen de kop in te drukken. Verschillende opvattingen worden gehuldigd over de vraag of er al of niet privileges in het bankwezen bestaan. Ten aanzien van het mono polie van garantiekredieten aan de middenstand ligt het wel duidelijk. Ook kan men stellen dat zeker momenteel de spaarbanken een ,,te vrij" bestaan hebben. Ten aanzien van vele andere concurrentieverstorende factoren zal men echter duidelijk rekening moeten houden met het eigen karakter der verschillende bankinstellingen. Een voorbeeld hiervan in het prae-advies van dr. Van den Brink is het meten van een voldoende grote winstvoet door die uit te drukken in procenten van het eigen vermogen. Dit is een factor die bij de handelsbanken van groot belang is, gezien de doel stelling en de structuur van deze banken. Bij coöperatieve verenigingen en bij stichtingen kan men echter niet met een dergelijke winstvoet wer ken. Immers hier ontbreekt de kapitaalbasis in die zin, dat men geen rekening heeft te houden met een uit te keren dividend aan aandeelhouders. De doelstelling van de coöperatieve vereniging en de spaarbank is een andere dan die van de naamloze vennootschap. Deze verschillen in structuur en doelstelling dienen te worden gerespecteerd. In het volgende nummer hopen wij op de be langwekkende prae-adviezen en op de behandeling hiervan in de vergadering van het N.I.B.E. terug te komen. 269

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 15