KORTE UITLEG NATIONAAL INKOMEN Tot een van de meest doeltreffende maatstaven ter beoordeling van de economische ontwikkeling van een land is het verloop van het nationale in komen. Zo treft men in de meeste beschrijvingen van het economisch gebeuren van een land of van een groep van landen allereerst een aanduiding van de toename van het nationale inkomen. De landen van de Europese Economische Ge meenschap lieten over 1968 bijvoorbeeld een groei van 5 zien, in Nederland bedroeg de toename van het bruto-nationale produkt 51/2 Afwisselend wordt in de beschrijvingen gespro ken van nationaal inkomen en nationaal produkt, welke als het ware eikaars spiegelbeeld vormen. Het nationale produkt is in feite de som van alle goederen en diensten welke gedurende een be paalde periode geproduceerd worden. Een over zicht van de waarde van deze jaarlijkse goederen en dienstenstroom kan worden teruggevonden in de nationale rekeningen. Het economisch gebeuren bestaat in feite uit een kringloopproces waarin een voortdurende goede ren- en dienstenstroom een voortdurende geld stroom ontmoet. Men kan zich dus afvragen, wat is de waarde van de goederen en diensten dit is het nationaal produkt, maar men kan ook nagaan welk inkomen is uitbetaald aan al degenen, die aan het produktieproces hebben meegewerkt, dus aan arbeiders, ondernemers en vermogensverschaf fers. In het laatste geval komt men tot het nationale inkomen. Men spreekt hier ook wel over de factor opbrengst, dat is het inkomen dat toevalt aan de produktiefactoren. De ontwikkeling van het nationale inkomen is afhankelijk van tal van factoren, waaronder de mate van technische vooruitgang, de arbeidspro- duktiviteit en de kapitaalgoederenvoorraad. Daar naast speelt de bevolkingsgroei zoals bekend een belangrijke rol. Met name de ontwikkelingslanden staan voor het probleem van een zeer snelle be volkingsgroei. Deze maakt het wel bijzonder moei lijk om een verbetering van het inkomen per hoofd van de bevolking te handhaven. Een onderzoek in een 20-tal landen in Afrika, Azië en Zuid-Amerika heeft uitgewezen, dat ge middeld 65 van alle verrichte investeringen nodig waren om het inkomen per hoofd van de be volking op een gelijkblijvend niveau te houden. Dit betekent in landen als Columbia, India en Tunesië dat meer dan 10% van het nationale in komen opzij gelegd moet worden voor investerin gen om het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking niet te laten dalen. Westeuropese landen behoeven naar schatting slechts 5 van het na tionale inkomen opzij te leggen om dit doel te bereiken. Mede gezien het veel hogere aandeel van het inkomen dat in West-Europa bespaard wordt, zijn de vooruitzichten voor snellere groei dus veel gunstiger. 267

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 13