landbouwcommentaar niet, wél een heffing op de melk, die niet wordt terugbetaald bij overschrijding van een bepaalde totale produktie-omvang. Er is natuurlijk een andere vorm van contingen- tering denkbaar: per land of zelfs per bedrijf. Daaraan zijn grote administratieve bezwaren ver bonden, maar vooral zijn deze systemen voor ons land onaanvaardbaar omdat ze tot verstarring van de produktiestructuur leiden, en de gemeenschap pelijke markt weer in hokjes opdelen. Waar blijft dan de veelgeprezen concurrentiestrijd (waarnaar juist onze veehouderij met veel vertrouwen in eigen kracht uitzag) die een betere regionale spe cialisatie binnen de Euromarkt zou bewerkstelli gen? Maar ook de eerstgenoemde vorm van glo bale contingentering is niet aanvaardbaar op grond van het argument van de mede-verantwoordelijk heid. Wat betekent dat in de praktijk voor de vee houder? Moet hij op individuele basis zijn melk- produktie met 5 of 10 procent verminderen? Maar tegelijkertijd wordt ook van hem gevraagd dat hij zijn bedrijf steeds moderner organiseert, zodat hij op grotere schaal moet gaan werken én de pro- duktie per man moet opvoeren. Beperking van de melkproduktie is hiermee moeilijk te combineren en bij de huidige kosten-prijzenverhoudingen be tekent vermindering van de melkproduktie in de meeste gevallen een hogere kostprijs per kilo gram. De boer die rekent en welke doet dat niet gaat dus ook bij contingentering door met melken zolang de gemiddelde prijsverlaging over zijn hele produktie niet groter is dan de kostprijs stijging die het gevolg zou zijn van produktiever- mindering. Het is dan ook zeer de vraag of con tingentering van de produktie tot een in totaal lagere produktie zou leiden. Als alleen een bespa ring op de kosten voor de overheid zou worden bereikt, terwijl de pakhuizen toch vol zouden blij ven of nog voller zouden worden, zou de land bouwpolitiek toch wel op een bedenkelijke weg zijn geraakt. GRONDBELEID Onze opmerkingen over de contingentering zijn langer uitgevallen dan onze bedoeling was. We lopen er hetzelfde risico mee als met ons vorige commentaar over het grondbeleid, dat werd ge schreven vóór, maar verscheen na de rede van ir. Herweyer in de Algemene Vergadering. De heer Herweyer liet in zijn rede van een nieuwe visie op het grondbeleid blijken, die niet veel afweek van wat wij vorige maand betoogden, echter met één uitzondering: het verband tussen de opper vlakte landbouwgrond en de afzetmogelijkheden. Hebben wij de heer Herweyer goed begrepen, dan wil hij ook bij het nationale grondbeleid reeds rekening houden met de overschottensituatie. Wij betoogden, dat die overschotten een E.E.G.-pro bleem zijn en dat derhalve eventuele grondonttrek- king in E.E.G.-verband moet worden geregeld. Be ginnen wij er nationaal al eerder mee, dan zijn we volgens de voorzitter van de Veenkoloniale Boe renbond „roomser dan de paus". De voorzitter van het Landbouwschap kwam in zijn openingsrede van 7 mei in diplomatiekere be woordingen tot een soortgelijke conclusie. Hij liet daarbij duidelijk uitkomen, géén principiële bezwa ren te hebben tegen grotere aanspraken op land bouwgrond vanuit b.v. de recreatiesector. De voor zitter van het Landbouwschap zei hierover: „Daar bij dienen de belangen van de streek en zijn grond gebruikers vooropgesteld te worden. Is het moge lijk een verantwoorde ruilverkaveling aangenomen te krijgen waar de blijvende bedrijven voor de naaste toekomst een voldoend grote oppervlakte hebben, de afvloeiende bevolking schadeloos wordt gesteld en ook aan de behoeften van de recreatie wordt voldaan, dan is er geen enkel be zwaar, als de geldmiddelen maar aanwezig zijn." De georganiseerde landbouw stelt zich dus be paald niet conservatief op ten opzichte van de niet-agrarische aanspraken op onze nationale ruimte. Het gesprek over deze zaken zal naar wij verwachten in de komende jaren een vast agenda punt worden. LANDBOUW EN MONETAIR BELEID Genoeg over melk en grond. Er is in mei nog veel meer gebeurd, met name op monetair gebied. Of eigenlijk niét gebeurd, want zoals vorig jaar de Franse devaluatie niet doorging omdat de grandeur van president De Gaulle dat niet toeliet, zo bleef in mei de Duitse revaluatie achterwege omdat Kiesinger het been stijf hield. Dit was waarschijn lijk niet alleen een prestigekwestie, maar ook een gevolg van politieke druk van agrarische zijde. De hoofdredacteur van De Boerderij schreef hierover o.m.: „De enige sector van het economische leven 264

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 10