EU
wat ons bezig houdt
dwingt om een empirisch vaststelbaar feit te rele
veren, nl. dat in de werkwijze van de kredietvereni
gingen voor het vaststellen van het huidige tarief
van 20 geen verandering is gekomen. Zo is het
ook met de tussenpositie, welke de landbouw-
kredietbanken innemen tussen de handelsbanken
en de spaarbanken, waarop de bewindslieden de
grootte van de tariefsreductie baseren. Door de
beide centrales is aangetoond, dat die tussen
positie vergeleken bij vroeger in het geheel niet
is gewijzigd. Een beroep op die tussenpositie kan
eenvoudig nergens anders toe leiden, dan dat
de helft van het normale tarief op de kredietver
enigingen wordt toegepast en niet drievierde van
dat tarief zoals de heren Witteveen en Grapper-
haus willen.
Ook de wens om wat de kredietverlening betreft
zich niet uitsluitend te moeten beperken tot „leden
die tot de plaatselijke gemeenschap behoren",
ontmoet weinig begrip. De schrijvers van de
nadere memorie verschuilen zich achter de vage
gemeenplaats dat „het begrip plaatselijke gemeen
schap voldoende ruimte biedt om gelijke tred te
houden met maatschappelijke ontwikkelingen"!
Onbegrijpelijk, dat de fiscale positie van onze
coöperatieve banken van dergelijke begrips-inter-
pretaties afhankelijk wordt gesteld!
Het nieuwe adres van de Tweede Kamer gaat
natuurlijk uitvoerig in op het alternatief voorstel,
dat de beide centrale banken hebben gedaan. Nog
eens wordt onderstreept de veel grotere objectivi
teit, die met dit voorstel wordt verkregen. Geen
tastenderwijze bepaling van beleggingswinsten van
geval tot geval, maar een exacte norm voor de
vrijstelling van beleggingswinsten welke voor alle
spaar- en bankinstellingen gelijkelijk geldt, wordt
door de adressanten voorgestaan. Zij stellen te
recht, dat alleen op deze wijze het door de be
windslieden zelf onderschreven oorspronkelijke
karakter van de vrijstelling tot gelding kan komen.
En als de memorie opmerkt, dat aa,i de praktische
verwezenlijking van de suggestie van de centrale
banken geen voordelen verbonden lijken te zijn,
voeren de adressanten wel zoveel aan, dat van
deze opmerking niet veel meer dan een dood
doener overblijft.
Een harde papieren strijd ontwikkelt zich rond
om het ontwerp. Terecht, want niet alleen de fis
cale positie van de kredietcoöperaties wordt on
dermijnd, maar ook dreigt de fiscus een hard en
onredelijk regiem voor de andere coöperaties in te
voeren. De verontrusting hierover neemt toe. Na
de Nationale Coöperatieve Raad heeft eind april
ook het Landbouwschap zich met een brief tot de
Tweede Kamer gewend, waarin het ernstige be
zwaren tegen de nadere memorie ontvouwt. Het
Landbouwschap vreest, dat de positie van de
landbouw door de ontworpen wijziging van het fis
cale systeem zal worden geschaad en bemoeilijkt.
De strijd gaat verder. Het woord is thans weer
aan de Tweede Kamer.
DE NIEUWE STATUTEN IN DE PRAKTIJK
De voorbereiding van een algehele wijziging van
hun statuten heeft in de afgelopen tijd heel wat
aandacht van onze banken geëist. Ook in deze
kolommen is de „operatie statutenwijziging" her
haaldelijk ter sprake gekomen. Gezegd mag wor
den, dat het definitieve ontwerp voor de gewijzigde
statuten na een gedegen voorbereiding tot stand
is gekomen waarbij over heel wat punten een diep
gaande gedachtenwisseling heeft plaats gehad.
Inmiddels ligt het voorbereidings- en ontwerp
stadium nagenoeg achter ons. Op vele van de dit
voorjaar gehouden algemene vergaderingen van de
banken zijn de nieuwe statuten aanvaard. Zij zullen,
na het verlijden van de notariële akte, van kracht
worden en dat betekent dus, dat er mee zal moeten
worden gewerkt. Moeilijk zal dit niet zijn, want hoe
onherkenbaar de oude statuten naar de vorm ook
gewijzigd mogen zijn, de nieuwe statuten zijn bij de
eisen van de bekende moderne praktijk in de leer
geweest. Daarom zullen de banken er heel snel
mee vertrouwd worden.
Daartoe zal ook meewerken een bericht dat de
banken deze maand van de Centrale Bank hebben
ontvangen. Hun is voor het verrichten van bepaalde
werkzaamheden en handelingen, die volgens de
nieuwe statuten aan de goedkeuring van de Cen
trale Bank zijn onderworpen, een algemene goed
keuring verleend. Het betreft hier zonder uitzonde
ring gevallen, die ook onder de oude statuten
reeds de goedkeuring van de Centrale Bank be
hoefden, zo zij al niet strikt statutair genomen ge
heel verboden waren.
Het bijzondere zit thans in het algemene van de
goedkeuring. Iedere bank is voor de door de Cen-
208