'l'l' li1!' komen. Het is de ontwikkeling op de handels- en betalingsbalans welke duidelijk in het centrum van do belangstelling blijft staan. Enkele opvallende ontwikkelingen Uit de veelheid van belangwekkende informaties welko het jaarverslag verschaft tenslotte nog en kele punten die de aandacht vragen: Het uitstaande bedrag van het door de handels banken aan de private sector verschafte krediet nam met circa 20 toe. De bij handelsbanken op spaarrekeningen aan gehouden tegoeden namen met 20 toe; tegen 31 in 1967. Het aantal rekeningen steeg met 15% (23%). Bij de traditionele spaarinstellingen nam het groeitempo der tegoeden toe van 10 tot 12%. De omloopsnelheid bij de handelsbanken steeg enigszins, van 0,73 tot 0,75. Bij de algemene spaar banken nam de omloopsnelheid aanzienlijk toe en wel van 0,71 tot 0,81. Inmiddels is overleg met de Nederlandse Spaarbankbond gaande om te komen tot een verbeterde methode van afsplitsing van het oneigenlijke spaargeld. De Nederlandsche Bank heeft met deze organisatie in beginsel overeen stemming bereikt over een monetair restrictiesy steem voor do algemene spaarbanken. VOORZICHTIGHEID GEBODEN In de maanden die achter ons liggen, zijn de jaarverslagen van een groot aantal ondernemingen verschenen en vele aandeelhoudersvergaderingen hebben plaats gevonden. Uit de verslagen in de pers heeft men kunnen constateren, dat de win sten over 1968 in het algemeen niet zijn tegen gevallen en veelal zelfs hoger waren dan in 1967. Er waren ook uitzonderingen en zelfs hebben en kele ondernemingen het dividend moeten passeren. De geluiden, die men hoort over de gang van zaken in 1969, voor zover althans bekend, zijn echter nog veel gevarieerder. Wij merken zelf in ons eigen bedrijf hoe moeilijk het is om de renta biliteit op peil te houden bij de sterk gestegen kosten. Ditzelfde beeld doet zich echter in vele bedrij ven voor en evenals in 1964/1965 moet er rekening mee worden gehouden, dat bescheiden winsten van voorgaande jaren kunnen omslaan in verliezen. Dit beeld zal zich in enkele gevallen voordoen bij landbouwbedrijven, doch wellicht in nog oterkere mate ook buiten de landbouw. Het is goed om op deze ontwikkeling bedacht te zijn en bij de finan ciering van bedrijven hiermede rekening te houden. Van het allergrootste belang is echter om ook de bedrijven, welke reeds gefinancierd worden, op de voet te blijven volgen. Kredietbewaking is ook een taak, die in deze tijd, waarin reeds zoveel op ons afkomt, nog eens extra de aandacht vraagt. 11 NOGMAALS: HET ONTWERP Met „het Ontwerp" bedoelen wij natuurlijk het Ontwerp van Wet op de Vennootschapsbelasting 1960. Wij hebben daarover al verscheidene malen in deze kolommen geschreven. Moeten schrijven, want dit ontwerp is niet alleen voor alle vennoot schappen van groot belang, maar heel in het bij zonder ook voor de „kredietverenigingen op onder linge of coöperatieve grondslag", waartoe de Eindhovense en Utrechtse banken behoren. Nadat eind februari het nadere voorlopig ver slag van de commissie uit de Tweede Kamer was verschenen waarover wij in ons maart nummer schreven hebben minister Witteveen en staatssecretaris Grapperhaus op 31 maart jl. een nadere memorie van antwoord aan de Tweede Kamer gezonden. Dit stuk stelt rond weg teleur: de bewindslieden wijzen iedere wij ziging van het door hen voorgestelde fiscale regime van de „kredietverenigingen" van de hand. Ook wat de motivering betreft moet deze afwijzing na alles wat er van de zijde van Eind hoven en Utrecht over deze zaak naar voren is gebracht, als zeer teleurstellend worden ervaren. De beide centrale banken hebben zich daarom deze maand nogmaals zij hadden dit ook reeds in oktober 1968 gedaan tot de leden van de Twesde Kamer gericht. Zij hopen hier het gehoor te vinden, dat zij tot nu toe vergeefs bij de be windslieden hebben gezocht. Het moet worden gezegd, dat de „kredietvereni gingen" bij heel deze behandeling van het ontwerp geconfronteerd worden met enkele hardnekkige „misverstanden" van regeringszijde. Een hardnek kigheid, die de adressanten er ook nu weer toe 207

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 5