EFHCIENCY
De heer A. v. d. Lee aanvaardde de benoeming
als kassier (tegen een voorlopig loon van 35,
per jaar) onder voorbehoud ,,dat er ten koste van
de leenbank eene brandkast zoude worden aange
kocht en hem in bruikleen zoude worden gegeven".
Op 19 juni werd reeds het eerste voorschot ver
strekt, zijnde 100,aan B. Delamarre (afgelost
27 nov. d.a.v.). De eerste post in het kasboek,
groot 12,was het totaal van de inleggelden
van 24 leden.
Op de algemene vergadering van 25 september
1898 werd op een vraag van de voorzitter of
andersdenkenden of niet-katholieken als lid kun
nen worden toegelaten" uitvoerig van gedachten
gewisseld en „werd de zaak ernstig overwogen".
Deze andersdenkenden kregen met veelheid van
tegenstemmen de (spaar-)kous op de kop. Jammer
genoeg kennen we de argumentatie daartoe niet.
Met betrekking tot vergaderingen van de op te
richten of reeds opgerichte Centrale Bank waren
hoegenaamd geen gegevens (meer) aanwezig.
En tot slot van deze lange verhandeling, die nog
vele vragen open laat waarop Terugblikker graag
antwoord zoekt of ontvangt, het volgende:
Op 12 juni 1898 tekenden de afgevaardigden van
Didam, Netterden, Berkhout, Wognum, Angerlo en
Uithoorn de presentielijst van de Eerste Alge-
meene Vergadering van de Vereeniging van
Coöperatieve Raiffeisenbanken en Landbouwver-
eenigingen en daarna werden in het ledenregister
ingeschreven
onder no. 14 de
15
16
22
23
Coöp. Boerenleenbank Didam
Netterden-Gendringen
Angerlo
Uithoorn
Wognum
Op 3 december 1898 werd Berkhout I als lid in
geschreven. De Centrale Bank kon haar werk
zaamheden gaan aanvangen.
Terugblikker zal gaarne gegevens ontvangen welke
betrekking hebben op de geschiedenis van de aan
gesloten banken of van onze organisatie in haar
geheel. Deze gegevens gelieve men te zenden aan
de redactie van de Raiffeisenbode.
In de voorgaande artikelen is regelmatig het
begrip controle ter sprake gekomen. Gesteld werd
onder meer, dat een goede functieverdeling aan
wezig moet zijn, wil een goed controlesysteem
kunnen worden opgebouwd terwijl er voorts op
werd gewezen, dat het feit dat men delegeert,
tevens meebrengt dat men controle moet gaan
uitoefenen.
Het is in dit verband wellicht nuttig de verschil
lende controlebegrippen nog eens nader te be
schouwen. Hierbij zal worden uitgegaan van de
veel gemaakte onderscheiding in zelfcontrole, in
terne controle en externe controle.
ZELFCONTROLE
De zelfcontrole is de controle welke men zelf
uitoefent op het eigen werk. Op zijn tijd maakt
ieder mens fouten. De frequentie waarmee dit
geschiedt, kan zeer verschillend zijn. Afgezien van
factoren als de eigengeaardheid van de mens, de
een werkt nu eenmaal van nature meer accuraat
dan de ander, speelt hierbij ook een aantal andere
factoren een rol, zoals vermoeidheid, lawaai, tem
peratuur van de werkruimte e.d.
In het algemeen zal men er naar streven het
247