WETSONTWERP OP DE JAARREKENING INLEIDING Het in de kop genoemde wetsontwerp werd 13 mei 1968 bij de Tweede Kamer ingediend. Zonder te vervallen in een uitgebreid historisch overzicht lijkt het nuttig toch één van de markantste punten daarvan te vermelden, nl. de instelling in 1960 van een commissie door de toenmalige minister van Justitie mr. A. C. W. Beerman, welke commissie tot taak had een onderzoek in te stellen naar een eventuele noodzaak van een herziening van het ondernemingsrecht. De commissie naar zijn voorzitter de Com missie Verdam genoemd kwam eind 1964 met het rapport gereed, getiteld „Herziening van het Ondernemingsrecht". In hoofdstuk IV van dat rap port wordt de jaarrekening van ondernemingen behandeld. Desgevraagd kon de S.E.R. zich in hoofdzaak met het door de Commissie Verdam uitgewerkte voorontwerp van wet verenigen. Een en ander heeft ertoe geleid, dat de Staten-Generaal inmid dels de voorbehandeling van het ontwerp van „Wet houdende wettelijke bepalingen met betrek king tot de jaarrekening van ondernemingen" ter hand heeft genomen. Naast het ontwerp van wet zijn thans verschenen de memorie van toelichting, verslag van een com missievergadering tot het horen van personen en het voorlopig verslag. De materie is ook voor onze banken van belang. Enkele belangrijke punten worden hieronder nader aangeduid. WIE VALLEN ONDER DE NIEUWE WET? De werkingssfeer, zo blijkt uit artikel 1, strekt zich uit tot de naamloze vennootschap, de coöpe ratieve vereniging, de onderlinge waarborgmaat schappij, alsmede tot de rechtspersoon met coöpe ratief karakter, waarbij dan verwezen wordt naar de „wet Toezicht Kredietwezen". Bedoeld worden de landbouwkredietinstellingen, zowel die welke de vorm hebben van een gewone vereniging als die welke een coöperatief karakter bezitten. In het kort gezegd: Alle landbouwkredietinstel lingen zullen zijn onderworpen aan de bepalingen van de onderhavige wet, wanneer deze door de volksvertegenwoordiging zal zijn aanvaard en daarna in werking zal zijn getreden. WELKE EISEN AAN DE JAARSTUKKEN TE STEL LEN? Onder de jaarrekening wordt verstaan: de ba lans en winst -en verliesrekening met als bijlage de toelichting op deze stukken. De jaarrekening moet een zodanig inzicht geven, dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen en het resultaat der onder neming, alsmede, voor zover de aard van een jaar rekening dat toelaat, omtrent haar solvabiliteit en liquiditeit. De balans met de toelichting moet getrouw en stelselmatig de grootte en de samenstelling van het vermogen van de onderneming op het einde van het boekjaar weergeven. De winst- en verliesrekening met de toelichting moet getrouw en stelselmatig de grootte en de samenstelling van het resultaat over het boekjaar weergeven. Het is duidelijk, dat wanneer in het voorgaande wordt gesproken over „getrouw beeld" en over een „verantwoord oordeel" de grondslagen van de waardering van activa en passiva mede in de be schouwing zullen moeten worden betrokken. Daar op gaan wij nu niet verder in. VOORZIENINGEN TEGEN BEDRIJFSRISICO'S Van groot belang, zeker voor het bankwezen, moet artikel 6 worden geacht. Daarin wordt ge zegd, dat reserves en daarin aangebrachte wijzi gingen afzonderlijk in de jaarrekening moeten worden vermeld en toegelicht. Dat houdt in feite in, dat niet alle dotaties en onttrekkingen aan stille en geheime reserves in de jaarrekening moe ten worden vermeld, maar ook dat op het moment 235

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 33