VOORTGAANDE OPLEVING VAN DE WEST- EUROPESE ECONOMIE Na een periode van terugslag kent de West- europese economie sedert midden 1967 weer een sterke opleving. Was de groei van het nationaal produkt tussen 1966 en 1967 slechts 3%, het achter ons liggende jaar liet voor de Europese Economische Gemeenschap een toename van het bruto nationale produkt zien met 5 Er zijn verschillende factoren, welke tot deze gang van zaken hebben bijgedragen. Allereerst was er in 1968 de gunstige ontwikkeling van de buitenlandse handel. Zowel de exporten als de importen namen met 81/2 toe. De handel binnen de gemeenschap steeg, gestimuleerd door tarief afbraak, met 14%. De industriële produktie, exclusief voedings- en genotmiddelen, nam met 7,5 toe, tegenover Daf personenautofabriek in Born/Limburg nauwelijks 2% in 1967. Zeer sterk was de groei in de auto-industrie (15%), de textielindustrie (10%) en de staalindustrie (9%). Toenemende binnenlandse bestedingen en een groeiende bui tenlandse afzet vormden een belangrijke stimulans voor de investeringen welke met 6 toenamen. Monetaire omstandigheden vormden nauwelijks een rem op deze ontwikkeling. Een vrij ruim ar- beidsreservoir vormde een gunstige uitgangsvoor- waarde voor deze nieuwe expansie, welke aan vankelijk gepaard ging met slechts beperkte loon- en prijsstijgingen. De stijging van het prijs-index- cijfer van het gezinsverbruik in de E.E.G. over het jaar 1968 kwam niet boven de gemiddelde stijging 231

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 29