COOPERATIEFINANCIERING EN HAAR PROBLEMEN Het is de bedoeling in de komende maanden onder dit hoofd iets te vertellen over de financiering van de diverse soorten coöperatieve verenigingen en de problematiek romdom de%e financiering. Nu is in het verleden in de verschillende vakbladen op velerlei wijden over de financiering van de landbouwcoöperaties gesproken en vfjn de problemen bij de%e financiering door vele deskundigen belicht. Bovendien is regelmatig op diverse vergaderingen in on%e organisatie de coöperatiefinanciering aan de orde geweest. Het is dus moeilijk op dit gebied nog nieuwe gezichtspunten naar voren te brengen. Mocht u bij het leyen opmerkingen of aanwjZn&en tegenkomen, welke u bekend spjn, dan gouden de%e herhalingen een herinnering kunnen t(ijn om aan bepaalde %aken bij de coöperatief inancierng, waarbij vele van onsp banken %o nauw betrokken sfjn, opnieuw de nodige aandacht te besteden. EEN DER BELANGRIJKSTE TAKEN Aan het einde van de negentiende eeuw kwam de landbouwcoöperatie tot ontwikkeling. Naast de diverse coöperaties, als o.a. aankoopverenigingen, zuivelfabrieken, veilingen, aardappelmeel-, stro- karton- en suikerfabrieken ontwikkelde zich de landbouwkredietcoöperatie. Men zou kunnen den ken, dat de landbouwkredietcoöperatie ook van het begin af betrokken is geweest bij de financiering van de diverse plaatselijke en regionale coöpera ties. Dat is lang niet in alle gevallen het beeld der ontwikkeling geweest. De Raiffeisenbanken be schikten het eerste decennium slechts over zeer beperkte middelen en deze waren veelal onvol doende om in de financieringsbehoefte der coöpe raties te voorzien. De banken moesten zich de eerste jaren vooral toeleggen op de kredietver lening aan de individuele boer en tuinder, kleine kredieten op korte of middellange termijn. De coöperaties hadden behoeften aan grotere kredie ten en veelal op langere termijn. Naar mate echter de aan de Raiffeisenbanken toevertrouwde middelen toenamen, namen ook de mogelijkheden toe tot het doen verstrekken van grotere kredieten op lange termijn aan de diverse landbouwcoöperaties en momenteel kan men zeg gen, dat deze financiering een van de belangrijkste bemoeiingen van de Raiffeisenorganisatie is. De gezamenlijke Raiffeisenbanken met de Centrale Bank verleenden per 31 december 1968 ruim 1.000.000.000,krediet op lange en korte ter mijn aan de diverse soorten landbouwcoöperaties. Daaronder zijn: 340 aankoopverenigingen. 125 zuivelfabrieken. 74 veilingen. 20 grasdrogerijen. 130 werktuigenexploiterende verenigingen, en voorts aardappelmeel-, strokarton- en suiker fabrieken en verder een aantal coöperaties welke wij kunnen samenvatten onder de groep „Diver sen". HEILZAME INVLOED VAN COÖPERATIES De belangstelling van boer en tuinder voor de coöperatie was in de jaren rondom de eeuwwisse ling bijzonder groot. Na 1880 trof de landbouw een langdurige periode van diepe depressie en de boeren en de tuinders werden gedwongen al het mogelijke te doen om zich staande te houden. Die belangstelling was dus begrijpelijk. De boeren en tuinders voelden zich door de onderlinge band in de plaatselijke coöperatie economisch sterker. Zij waren niet meer overgeleverd aan de plaatselijke 215

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 13